Crosscall als u een probleem hebt.
• De werktemperatuur van uw apparaat is -10°C tot 55°C
• De ideale bedrijfstemperatuur van je telefoon is 0°C tot 35°C
• De ideale bewaartemperatuur van je telefoon is -20°C tot 45°C
• Zorg ervoor dat uw mobiele telefoon niet beschadigd wordt door
scherpe, metalen voorwerpen die de batterij kunnen aantasten.
• Als u telefoon zwaar beschadigd is of verpletterd waarbij de batterij ook
aangetast is, raak uw telefoon dan niet aan en neem contact op met de
Klantenservice die u zullen vertellen hoe u te werk moet gaan.
• Als u merkt dat het toestel oververhit raakt (abnormale geur, rare
strepen/vlekken...), raak uw mobiele telefoon dan niet aan en neem
onmiddellijk contact op met de Klantenservice die u zullen vertellen
welke procedure u dient te volgen.
• Veroorzaak geen kortsluiting.
• De batterij volgens de geldende normen recyclen.
• Niet in het vuur gooien.
• Uw telefoon bij onweer niet opladen.
• Gebruik uw oplader niet in een vochtige omgeving, dit kan kortsluiting
of brand veroorzaken of de oplader beschadigen.
• Een batterij die blootgesteld wordt aan een omgeving met een extreem
hoge temperatuur, kan een ontploffing veroorzaken of brandbare
vloeistof of gassen lekken.
• Een batterij die blootgesteld wordt aan een extreem lage luchtdruk
kan een ontploffing veroorzaken of brandbare vloeistof/gassen lekken.
LET OP
• Volg tijdens het rijden alle veiligheidsvoorschriften en-maatregelen op
voor het gebruik van uw toestel. Het is verboden tijdens het besturen
van een voertuig een telefoon te gebruiken die vastgehouden wordt.
• Houd uw telefoon ten minste 15 mm verwijderd van uw lichaam tijdens
het telefoneren.
• De kleine onderdelen kunnen verstikking veroorzaken.
• Uw telefoon kan een hard geluid maken.
• Vertrouw niet alleen op uw telefoon voor noodoproepen.
• Gebruik het apparaat niet bij benzinestations.
• Vermijd blootstelling aan magnetische velden.
• Houd het toestel verwijderd van pacemakers en andere elektronische,
medische apparatuur (15 cm).
• Houd het apparaat aan de andere kant van het implantaat.
• Volg de specifieke gebruiksbeperkingen op die gelden in bepaalde
ruimtes en op bepaalde locaties (ziekenhuizen, vliegtuigen,
benzinestations, scholen, ...).
• Zet uw telefoon uit als deze zich in de nabijheid van explosieve
materialen of vloeistoffen bevindt.
• Extreme temperaturen vermijden. Bewaar uw toestel niet op extreem
warme of koude plaatsen.
• Haal uw telefoon niet uit elkaar.
• Vermijd schokken of het beschadigen van uw telefoon.
• Zorg ervoor dat de uiteinden van de batterij geen enkel geleidend
element aanraken zoals metaal of een vloeistof.
• Stop het gebruik van uw apparaat als een van de delen gebarsten of
gebroken is of als het apparaat oververhit raakt.
• Laat uw kinderen of huisdieren niet likken aan of kauwen op het
apparaat.
• Raak met het apparaat niet uw ogen, oren of een ander deel van uw
lichaam aan en doe het niet in uw mond.
• Gebruik de flitser niet dichtbij de ogen van mensen of dieren.
• Gebruik uw toestel niet buiten tijdens onweer.
62