OPNEMEN
Inleiding
• Tijdens het opnemen wordt een vorige opname op hetzelfde
deel van de band automatisch uitgewist.
• De sterkte waarmee het geluid op de band wordt vastgelegd is
bepalend voor de geluidskwaliteit bij weergeven. Is dit 'opneemni-
veau' to laag, dan is bij het weergeven teveel ruis hoorbaar; is het
to hoog, dan klinkt de weergave vervormd. Een speciale schake-
ling in de recorder zorgt er echter voor dat alle geluiden op het
juiste niveau, dus niet to hoog of to laag, worden opgenomen, zo-
dat u dus zelf niets hoeft to regelen of to controleren.
• De stand van de volume- en klankkleurregelaars van een radio
enz. met recorderaansluiting heeft geen invloed op de opname.
• Zet de volumeregelaar van een radio enz. zonder recorderaan-
sluiting op kamersterkte en de klankkleurregelaar(s) op een maxi-
mum aan hoge tonen.
Opnemen
• Sluit de losse microfoon, radio, versterker, grammofoon of twee-
de recorder aan op bus ©.
• Zet een cassette in de cassettehouder ,, .
• Druk de opneemtoets © en de starttoets ® tegelijk in. De band
begint to lopen en de wijzer van de indicator Q slaat uit in het rit-
me van het opgenomen geluid.
• Druk om to stoppen de stoptoets ® in.
N.B. Aan het einde van de band stopt de band automatisch. De
motor blijft echter draaien totdat de stoptoets
(43
is ingedrukt.
WEERGEVEN
a. Via de luidspreker van de recorder
• Zet een bespeelde cassette in de cassettehouder
63.
• Druk de starttoets ® in.
• Stel de geluidssterkte in met de geluidsterkteregelaar
(43.
• Druk om to stoppen de stoptoets ® in.
b. Via een luidsprekerbox
• Sluit de luidsprekerbox aan op bus
,• Handel verder zoals in a. is aangegeven.
c. Via een radio, versterker of tweede recorder
• Zet een bespeelde cassette in de cassettehouder
63.
• Sluit de radio, versterker of tweede recorder aan op bus
,2.
• Stel de radio of versterker in voor recorder- of grammofoon-
weergave, of schakel de tweede recorder als versterker.
33