Om veiligheidsredenen mogen personen die deze gebruiksvoorschriften niet gelezen hebben de pomp niet
gebruiken.
De voedingskabel en drijvende schakelaar mogen nooit gebruikt worden om de pomp te vervoeren of te
verplaatsen. Gebruik altijd het pomphandvat.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met beperkte lichamelijke, sensoriële
of mentale vermogens, of die onvoldoende ervaring of kennis ervan hebben, tenzij zij bij het gebruik van het apparaat
onder toezicht staan van of geïnstrueerd worden door iemand die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen
moeten in het oog gehouden worden om erop toe te zien dat ze niet met het apparaat spelen. (CEI EN 60335-1: 08)
Krachtige dompelpompen voor draineren, ledigen en kleinschalige irrigatie; ze kunnen ook met vuil water met
maximaal 38 mm grote voorwerpen in suspensie gebruikt worden.
De temperatuur van de te pompen vloeistof mag niet hoger zijn dan 35° C.
•
De op het technische gegevensplaatje aangeveven netspanning- en frequentie overeenkomen met de
gegevens van de elektrische stroomvoorzieningsinstallatie.
•
De voedingskabel van de pomp of de pomp zelf niet beschadigd zijn.
•
De elektrische verbinding moet tot stand gebracht worden op een droge, tegen eventuele overstroming
beschermde, ruimte.
•
De elektrsiche installatie voorzien is van beveiligingsherstelzekering van I n
aardingsinstallatie werkzaam is.
•
De kabel mag niet langer zijn dan 10 meter. Eventuele verlengkabels moeten in overeenstemming zijn met
de voorschriften van norm DIN VDE 0620.
: verzeker u ervan dat het gebruik van de installatie, met het oog op de in de afzonderlijke landen
vigerende verschillende bepalingen in de afzonderlijke landen op het gebied van de veiligheid van elektrische
installaties, conform de van kracht zijnde voorschriften is.
Steek de voedingskabelstekker in de daarvoor bestemde contactdoos.
Automatisch bedrijf:
De drijvende schakelaar start en stopt de pomp automatisch. Het voor het starten en stoppen van de pomp
vereiste waterniveau kan gewijzigd worden door de kabellengte van de drijver tussen steun en drijver te
veranderen.
N.B.: de drijverkabel mag nooit korter zijn dan 10 cm.
Voor een goede pompwerking moeten de volgende bedrijfsregels in acht genomen worden:
18
NL
(EN 60335-1:02)
30 mA en of de