NEDERLANDS
7 AANSLUITINGEN
De aansluitingen moeten worden uitgevoerd
door een gekwalificeerd en/of door de Fabrikant
geautoriseerde technicus.
Het soort kabel, met bijbehorende doorsnede, dat
in geval van vervanging door de fabrikant moet
worden gemonteerd is: H05RR-F doorsn.3G0,75
7.1 AANSLUITING MET EXTERNE
LUCHTINLAAT
Om de aansluiting met externe luchtinlaat uit te
voeren, gaat u als volgt te werk:
STAP
ACTIE
Sluit een buis met een diameter van
50 mm aan op de buis voor de inlaat
verbrandingslucht in het achterste
1
deel van de kachel.
Opmerking: de buis moet een lengte
hebben van maximaal 2 m.
De luchtinlaat moet zodanig worden geïnstalleerd
dat hij niet geblokkeerd kan worden.
7.2 AANSLUITING
ROOKAFVOERKANAAL
Het rookafvoerkanaal moet van zodanige
afmeting zijn dat de door de Fabrikant verklaarde
trek wordt gegarandeerd.
De kachel moet worden aangesloten op een
apart rookafvoerkanaal. HET is verboden om de
kachel aan te sluiten op een rookafvoerkanaal
waarop ook andere verbrandingstoestellen of
afvoeren van kappen zijn aangesloten.
Het rookkanaal moet geïnspecteerd kunnen
worden voor de reiniging.
7.3 STANDAARDINSTALLATIE
Breek de
voorsnede
alleen
als u wilt
aansluiten
op een
externe
luchtinlaat
De afgebeelde buizen worden niet meegeleverd.
80
7.4 ELEKTRISCHE AANSLUITING
De stekker van de voedingskabel mag pas
worden aangesloten nadat de installatie is
voltooid en het apparaat is gemonteerd en moet
ook na de installatie toegankelijk blijven.
Om de elektrische aansluiting uit te voeren, gaat
u als volgt te werk:
• Sluit de voedingskabel eerst op de stekker aan
de achterkant van de kachel aan en daarna op
een wandstopcontact.
• Voorzie de kachel van stroom door de
schakelaar in stand (I) te brengen.
Wanneer de kachel niet wordt gebruikt, wordt
geadviseerd om de voedingskabel los te
koppelen.
Let op dat de voedingskabel (en eventuele
andere kabels buiten het apparaat) niet met
warme oppervlakken in aanraking komen.
Zorg ervoor dat de elektrische installatie is
uitgerust met aarding.
Voor een directe verbinding op het elektriciteitsnet
moet een inrichting worden aangelegd die de
afkoppeling van het elektriciteitsnet verzekert,
met een openingsafstand van de contacten die in
de omstandigheden van overspanningscategorie
III de volledige ontkoppeling mogelijk maakt,
overeenkomstig de installatievoorschriften.
Aanbevolen wordt aan het bevoegde personeel
om de elektrische aansluitingen heel goed te
controleren na elke op het product ingevoerde
ingreep.
Als de voedingskabel beschadigd is, moet deze
worden vervangen door de fabrikant of door het
technisch servicecentrum of in elk geval door
iemand met een gelijkwaardige kwalificatie,
teneinde elk risico te voorkomen.
7.5 KEURING EN INWERKINGSTELLING
De inwerkingstelling van de kachel moet vooraf
gegaan worden door de keuring die een test van
de werking van de volgende elementen voorziet:
• aansluiting op het systeem voor de afvoer van
rookgassen;
• elektrische aansluitingen;
• werking van de eventuele aangesloten externe
sondes;
• controle dat alle materialen voor de bouw van
het rookkanaal, het rookafvoerkanaal en de
schoorsteenpot aan de normen voldoen en
geschikt zijn voor het gebruik.
De
keuring
werkingsfasen zijn uitgevoerd zonder dat er
Afb. 7.1
afwijkingen zijn waargenomen.
Schakelaar
Voedingsstekker
Zekering
is
pas
positief
wanneer
Afb. 7.2
alle