Veiligheidsinstructies
Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
daarnaast door personen met verminderde fysieke, sensorische of
mentale vermogens of een gebrek aan ervaring en kennis, mits zij
onder toezicht staan of geïnstrueerd werden over het veilige gebruik
van het apparaat en de gevaren begrijpen, die hiermee
samenhangen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen.
Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen, die niet onder toezicht staan.
Veilig gebruik
Gebruik alleen oorspronkelijke vervangingsonderdelen en -toebehoren voor het apparaat.
Elektrische apparaten en installaties met meetspanning U > 12 VAC of U >30 VDC, die in het water liggen: Appara-
ten en installaties spanningloos schakelen voordat u in het water grijpt.
Harde schokken en trillingen van het apparaat vermijden.
Het apparaat minstens 2 maal per jaar reinigen.
Plaatsen en aansluiten
Apparaat niet onderdompelen!
Mogelijke gevolgen: Apparaat wordt vernietigd!
Veiligheidsmaatregelen: Luchtaanzuigbuis tegen binnendringend water beschermen.
Zo gaat u te werk:
B, C
1. Luchtslang op beluchtersteen steken.
2. Luchtslang op drijvereenheid steken.
3. Bedrijfsmodus A, B of O kiezen.
Bedrijfsmodus
Functie
A
Dagmodus. De beluchterpomp draait alleen bij voldoende zonnestraling. Niet gebruikte energie wordt in de accu opgesla-
gen.
O
Oplaadmodus. De beluchterpomp is uitgeschakeld, de accu wordt geladen.
B
Nachtmodus. De beluchterpomp schakelt zichzelf als het donker genoeg is automatisch in en werkt op de accu. Bij voldo-
ende zonnestraling wordt de pomp uitgeschakeld en de accu geladen.
4. Drijvereenheid op het water zetten.
Storingen verhelpen
Storing
Apparaat transporteert geen lucht of het ge-
transporteerde volume is onvoldoende.
Oorzaak
Beluchtersteen is vervuild
Luchtslang geknikt of poreus
Luchtslang niet correct opgestoken
Te weinig zonnestraling
Verkeerde bedrijfsmodus gekozen
Oplossing
Reinigen
Luchtslang zonder knikken installeren of ver-
vangen
Luchtslang controleren
—
Bedrijfsmodus controleren ( plaatsen en
aansluiten)
- NL -
13