✴
Bij een correct belichte opname licht de aanduiding van
de flitscontrole "o.k.'
13).
Let er op, dat de bron van het tegenlicht niet rechtstreeks in het objectief
☞
schijnt. Het meetsysteem van de camera zou daardoor in de war kunnen
raken!
5.4 Automatisch flitsenfunctie A
In de automatisch-flitsenfunctie A meet de fotosensor
het onderwerp gereflecteerde licht. De fotosensor
ong. 25° en meet alleen tijdens de eigen lichtafgifte. Als de flitser voldoende licht
heeft gegeven, schakelt de belichtingsautomaat van de flitser hem onmiddellijk
uit. De fotosensor
moet op het onderwerp gericht zijn.
In het display wordt de maximale reikwijdte van het flitslicht aangegeven. De
kortste flitsafstand bedraagt ong. 10% van de maximale reikwijdte. De flitsopna-
men lukken het beste als het onderwerp zich ongeveer in het midden van de
reikwijdte bevindt, daarmee wordt de belichtingsautomatiek dan voldoende
speelruimte voor een uitgewogen verlichting.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets
Mode
• Stel met de toetsen
E TTL HSS
Mode
De geselecteerd functie verschijnt dan tegen een balkje.
A
A
De instelling treedt onmiddellijk in werking.
M
• Druk op de toets
Set
normale weergave terug. Als u niet op de toets
drukt, schakelt het display na ong. 5 sec. naar de
normale weergave terug.
Bij een correct belichte opname licht de aanduiding van de flitscontrole "o.k.'
gedurende 3 seconden op (zie 13).
84
gedurende 3 seconden op (zie
van de flitser het door
heeft een meethoek van
, dat in het display 'Mode' aangegeven staat.
en
u de functie
. Het display schakelt naar de
5.5 Automatisch invulflitsfunctie
Bij de automatisch invulflitsfunctie bij daglicht wordt op de flitser in de automa-
A
tisch-flitsenfunctie
flitsbelichting ingesteld (zie 6.4 en 10.5). Daardoor ontstaat bij de opname een
natuurlijk werkend ophelderingseffect voor de schaduwpartijen.
5.6 Flitsen met manual-instellingen
In de functie van flitsen met manual-instellingen
le energie uitgestraald zonder dat die geregeld wordt. De aanpassing aan de
opnamesituatie kan bijv. door de diafragma-instelling op de camera of door het
kiezen van een geschikt deelvermogen worden bereikt.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets
'Mode' aangegeven staat.
• Stel met de toetsen
De geselecteerd functie verschijnt dan tegen een balk-
je. De instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets
normale weergave terug. Als u niet op de toets
drukt, schakelt het display na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
A
Het instellen van een deelvermogen:
in.
• Druk zo vaak op de toets
voor deelvermogen wordt aangegeven.
+
• Stel met de toetsen
(1/1 – 1/256) in. De instelling treedt onmiddellijk in
werking.
• Druk op de toets
normale weergave terug. Als u niet op de toets
drukt, schakelt het display na ong. 5 sec. naar de
normale weergave terug.
een correctiewaarde van ong. -1 EV ... -2 EV voor de
M
wordt door de flitser de vol-
, dat in het display
Mode
M
en
u de functie
in.
. Het display schakelt naar de
, dat in het display 'P'
Para
–
/
de gewenste waarde
. Het display schakelt naar de
A
Mode
M
A
M HSS
Set
M
F 4.0
MZoom 24
10 m
Mode
Para
Sel
F 4.0
M
MZoom 24
P1/2
10 m
Mode
Para
Sel