WAARSCHUWING
• De gegevens van de tabel zijn slechts indicatief. Bij een bijzonder zwaar gebruik kan het nodig zijn
dat u de handelingen vaker verricht.
STORINGEN
Als u de hoofdschakelaar
(1) op "1" draait, start de
hogedrukreiniger niet, ook
als u de knop (21) (1001-
1251-1501 met Total Stop)
heeft ingedrukt of als het
lampje (43) niet brandt
(Xtreme).
D e h o g e d r u k r e i n i g e r
functioneert niet (1001-
1251-1501 met Total Stop)
als de hoofdschakelaar (1)
op "1" wordt geplaatst.
M e t e e n d r u k o p d e
k n o p ( 2 1 ) s t a r t d e
hogedrukreiniger niet op,
ook als het lampje (43)
brandt (Xtreme).
De hogedrukreiniger trilt
veel en maakt veel geluid.
De maximum druk van de
hogedrukreiniger is niet
mogelijk.
82
STORINGEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN
OORZAKEN
D e s c h a k e l a a r w a a r d e
voedingskabel op is aangesloten
staat op "0".
De veiligheidsinrichting van de
installatie waar de hogedrukreiniger
op is aangesloten heeft ingegrepen
(zekering, differentieelschakelaar,
enz.).
Stekker verkeerd in het stopcontact
gestoken.
De knop (21) is niet ingedrukt.
Noodstop (40) ingedrukt.
Het filter (18) op de watertoevoer of
de pakking/het filter (64) (afhankelijk
van het model hogedrukreiniger) is
vuil.
Luchtaanzuiging.
Onvolledige aanzuiging pomp.
Onvoldoende watertoevoer of het
water wordt op een te grote diepte
aangezogen.
Het aanzuigcircuit wordt afgekneld
(bochten, ellebogen, enz.).
De regelklep is op een lagere
drukwaarde dan de maximum
drukwaarde ingesteld.
D e ve r n e ve l k o p ( 3 0 ) o f h e t
draaiknop (32) is op de stand lage
druk geplaatst (Afb. 5-a).
De vernevelaar is versleten.
Onvoldoende watertoevoer of het
water wordt op een te grote diepte
aangezogen.
D e t e r u g s t r o o m b e v e i l i g e r
functioneert niet naar behoren.
OPLOSSINGEN
Plaats de schakelaar op "1".
Herstel de veiligheidsinrichting.
DE HOGEDRUKREINIGER NIET GEBRUIKEN
ALS DE VEILIGHEIDSINRICHTING WEDEROM
INGRIJPT EN CONTACT OPNEMEN MET EEN
SPECIALISEERDE TECHNICUS.
Haal de stekker uit het stopcontact en steek
hem er juist in.
ONTHOUD DAT OP DEZE MODELLEN DE
KNOP (21) MOET WORDEN INGEDRUKT
TOT WATER UIT DE WATERPISTOOL NAAR
BUITEN STROOMT.
De knop ontgrendelen door hem omhoog
te trekken.
Neem de aanwijzingen in acht van de
paragraaf "Normaal onderhoud".
Controleren of het aanzuigcircuit heel is.
Neem de aanwijzingen in acht van de
paragraaf "Functionering - Voorbereidende
handelingen".
Controleren of het kraantje helemaal geopend
is en of het debiet van het waterleidingnet of
de pompdiepte overeenstemmen met de
gegevens van de paragraaf "Eigenschappen
en technische gegevens".
Een aanzuigleiding zonder afknellingen
gebruiken.
De druk regelknop (8) rechtsom draaien.
Verricht de handelingen afgebeeld in Afb.
5-b.
De vernevelaar vervangen aan de hand van
de aanwijzingen van de paragraaf "Normaal
onderhoud".
Controleren of het kraantje helemaal geopend
is en of het debiet van het waterleidingnet of
de pompdiepte overeenstemmen met de
gegevens van de paragraaf "Eigenschappen
en technische gegevens".
Raadpleeg de relatieve handleiding.
(wordt vervolgd op de volgende pagina)