IMG STAGELINE SCAN-12LED Manual De Instrucciones página 22

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 24
4) Selecteer met de toets MODE (14) de bedrijfsmo-
NL
dus; de LED naast de toets duidt de geselecteerde
B
modus aan:
Modus „Sound" (LED licht niet op)
De spiegelbewegingen en het wisselen van de
lichtpatronen gebeuren muziekgestuurd. Als de
toets FUNCTION (13) ingedrukt gehouden wordt,
is een van twee stroboscoopeffect geactiveerd:
1. muziekonafhankelijk stroboscoopeffect
2. muziekgestuurd stroboscoopeffect
Telkens als de toets ingedrukt gehouden wordt,
verandert het stroboscoopeffect: bij de eerste
keer is het effect onafhankelijk van de muziek, bij
de tweede keer muziekgestuurd, bij de derde
keer opnieuw onafhankelijk van de muziek etc.
Modus „Pattern" (LED licht continu op)
De spiegelbewegingen gebeuren muziekgestu-
urd, met toets FUNCTION (13) kunnen verschil-
lende lichtpatroon worden opgeroepen.
Modus „Chase" (LED knippert)
De spiegelbewegingen gebeuren muziekge-
stuurd, met toets FUNCTION (13) kunnen ver-
schillende sequenties (lichtpatroonvolgorden)
worden opgeroepen.
Om de functie Blackout te activeren, drukt u op de
toets STANDBY (12): De spiegel beweegt naar de
uitgangspositie en het licht gaat uit. De LED naast
de toets licht op ter controle. Druk opnieuw op de
toets om terug te schakelen.
5.2 Bediening via een DMX-lichtregelaar
Voor de bediening via een DMX-lichtregelaar (b.v.
DMX-1440 of DMX-120 van „img Stage Line") is de
scanner uitgerust met vier kanalen:
– kanaal 1 om de spiegel te draaien
– kanaal 2 om de spiegel te kantelen
– kanaal 3 voor de functie Blackout en voor het oproe-
pen van 15 verschillende lichtpatronen en 10 ver-
schillende sequenties (lichtpatroonvolgorden)
– kanaal 4 voor het activeren van een stroboscoopef-
fect en het muziekgestuurde bedrijf van het appa-
raat
Een overzicht van de functies van de kanalen en
DMX-waarden vindt u terug in tabel figuur. 6.
Als DMX-interface heeft het apparaat 3-polige XLR-
aansluitingen met volgende penconfiguratie:
1 = massa, 2 = DMX-, 3 = DMX+
Voor de aansluiting moeten speciale kabels voor hoge
gegevensstromen worden gebruikt. Normale afge-
schermde microfoonkabels met een leidingdiameter
van ten minste 2 × 0,22 mm
capaciteit zijn alleen bij een totale kabellengte tot 100 m
aan te bevelen. Bij kabellengten vanaf 150 m wordt het
tussenschakelen van een DMX-ophaalversterker aan-
bevolen (b.v. SR-103DMX van „img Stage Line").
1) Verbind de aansluiting DMX INPUT (6) met de
DMX-uitgang van de lichtregelaar.
22
2
en een zo gering mogelijke
2) Verbind de jack DMX OUT (7) met de DMX-ingang
van de volgende lichteffectapparaat. Verbind de uit-
gang hiervan opnieuw met de ingang van het
nageschakelde apparaat etc., tot alle lichteffectap-
paraten in een kring zijn aangesloten.
3) Sluit de DMX-uitgang van de laatste DMX-lichtef-
fectapparaat in de ketting af met een weerstand
van 120 Ω (> 0,3 W): Soldeer de weerstand vast
aan de pinnen 2 en 3 van een XLR-stekker en plug
de stekker in de DMX-uitgang, of gebruik een over-
eenkomstige afsluitstekker (b.v. DLT-123 van „img
Stage Line").
4) Via de DIP-schakelaars nr. 1 – 9 (10) stelt u het
startadres (d.w.z. het adres dat voor de besturing
van het 1ste kanaal van de scanner is voorzien) in
als binair getal. Het startadres resulteert dan uit de
optelling van de plaatswaarden van de DIP-scha-
kelaars die in de onderste stand zijn ingesteld, b.v.
ON
DIP
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

DMX-startadres 1:
schakelaar nr. 1 in de onderste stand
ON
DIP
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

DMX-startadres 6:
schakelaars nr. 2 en nr. 3 in de onderste stand
Het makkelijkst is steeds van de grootst mogelijke
plaatswaarde uit te gaan en de kleinere waarden in
dalende orde erbij op te tellen.
De drie kanalen die het startadres volgen, zijn dan
automatisch toegewezen (b.v. bij startadres 6 voor
kanaal 1: adres 7 voor kanaal 2, adres 8 voor
kanaal 3, adres 9 voor kanaal 4).
5) Na het instellen van het startadres kunt u de scan-
ner via de DMX-regelaar bedienen. Zodra de sig-
nalen van de regelaar ontvangen worden, knippert
de groene LED (11).
5.3 Beeldscherpte van de patronen
Door de objectieflens te draaien, stelt u de afbeelding
van het patroon scherp in. De scherpte-instelling wordt
bepaald door de afstand van het apparaat tot het pro-
jectievlak.
6 Reiniging
Verwijder het stof van de behuizing met een droge,
zachte doek. Gebruik zeker geen water of chemica-
liën. Voor de lens en de spiegel kunt u ook een in de
handel verkrijgbaar detergent voor glas gebruiken.
– DIP-schakelaarnr.
– plaatswaarden

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

38.3090

Tabla de contenido