montage Van aanZuig-/
uitLaatsLang
Slanglengte met dakschoorsteen:
min. 2,0 en max. 3,5 m.
Slanglengte met wandschoorsteen: min.
0,5 en max. 2,0 m.
Meet de lengte van aanzuigslang (Ø75
mm) uit en snij deze lengte af. De uitlaat-
slang (Ø50 mm) moet worden ingekort,
zodat deze ca. 50 mm langer is dan de
aanzuigslang. Geldt voor een slanglengte
van meer dan 1 m. Neem in acht dat de
slangen ca. 20 mm in de buis aansluitingen
verdwijnen. Zet de uitlaatslang binnenin
de aanzuigslang. Monteer eerst de uitlaat-
slang (B, C 12) op de schoorsteen en zet
hem vast met behulp van de slangklem (B,
C 13).
Zet daarna de aanzuigslang vast (B, C 14
en zet deze vast met behulp van de andere
slangklem (B, C 15). Monteer de slangen
daarna op gelijke wijze op de ketel. Zet
de slang met klemmen vast (B16) op een
afstand van c/c 600 mm of gelijkwaardig.
N.B. Controleer de loop van de slangen
zodat er geen vocht in de aanzuig/uitlaat-
slang kan blijven staan.
montage Van exPansie-
Vat
Monteer het expansievat minimaal 200
mm hoger dan het hoogste punt van het
verwarmingssysteem of de ketel. Indien
het expansievat in een klerenkast wordt
gemonteerd, moet een Alde bescher-
mingskap rondom het expansievat worden
gemonteerd, zodat eventueel overlopende
vloeistof niet in contact kan komen met
kleding. Bewaar een vrije ruimte van
minimaal 220 mm boven het expansievat
voor bijvul- en servicedoeleinden. Beves-
tig de montageplaat (D 16) aan de wand.
De circulatiepomp in het expansievat is
een z.g. zuigpomp en daarom moet de
binnenkomende leiding altijd op de buis
onder de pomp worden aangesloten en de
uitgaande leiding op de buis ernaast (zie
figuur D). Indien de aansluitbuizen niet
overeenkomen met de leidingen van het
verwarmingssysteem kan het expansievat
omgekeerd worden geplaatst.
De ontluchtingsslang (D 17) moet recht
omhoog worden gemonteerd en met klem-
men worden vastgezet, zodat de slang niet
kan knikken.
De aftapslang (D 18) moet zodanig worden
gemonteerd dat deze de kortste weg neemt
vanaf het expansievat door de vloer van
het voertuig of de caravan. De slang moet
schuin worden afgesneden in een hoek van
30° vanaf de rijrichting van het voertuig.
Nadat het verwarmingssysteem is gevuld,
moet de circulatiepomp (D 19) in het vat
worden gemonteerd en met de moer (D 20)
worden vastgezet.
aansLuiting oP Het Ver-
Warmingssysteem
De aansluitbuis van de gasketel op het
verwarmingssysteem (Ø22 mm) zit aan de
zijkant van de ketel. Rode markering voor
uitgaande (F 21) en blauw voor ingaande
(F 22) leiding. Gebruik een montagekit
met automatische ontluchting en zelfcircu-
latieblokkering voor montage op de ketel.
Sluit de uitgaande leiding met het rubbe-
ren T-stuk (F 23) aan. De aftapslang vanaf
de ontluchting (F 24) moet door de vloer
van het voertuig worden gehaald. Snijd
de slang schuin af in een hoek van 30°
gezien vanaf de rijrichting.
n.b. Indien er een 230 Volt pomp (F 25)
wordt gemonteerd, moet deze op de
retourleiding worden aangesloten. De
rubberen verbindingen moeten met band-
klemmen zijn vastgezet. Als afdichtmiddel
tussen de rubberen verbindingen dient
een dun laagje Permatex Form-a-Gasket
nr. 3 op de verbindingen worden aange-
bracht.
n.b. Tijdens bedrijf zal het verwarmings-
systeem hoge temperaturen bereiken. De
verwarmingsleidingen dienen te worden
geïsoleerd of zodanig te worden inge-
bouwd dat de bestuurder of passagiers
tijdens het rijden niet met deze leidingen
in aanraking kunnen komen.
n.b. in het systeem mogen geen
koperen leidingen worden gebruikt.
bij voorkeur dienen alleen aluminium
leidingen te worden gebruikt. gebruik
geen verschillende metalen aangezien
dit corrosiebeschadigingen kan veroor-
zaken.
aansLuiting oP Water-
systeem
In Voor optimale functie van de boiler
moet deze op het watersysteem van het
voertuig of de caravan worden aangeslo-
ten.
De wateraansluitingen zitten aan de zij-
kant van de ketel. Blauw markering voor
binnenkomend water en rood voor de
uitgaande leiding met warm water. Op
de boiler moet altijd een veiligheidsklep
worden aangesloten. Veiligheidskleppen
zijn in twee verschillende modellen ver-
krijgbaar. Indien de druk in de binnenko-
mende leiding naar de boiler meer dan 0,3
Mpa (3 bar) bedraagt, moet er een regel-
klep worden geïnstalleerd. Deze regelklep
moet altijd zijn ingesteld op maximaal
0,3 Mpa (3 bar) worden ingesteld en een
minimum capaciteit van 5dm³/min.
externe veiligheidsklep met geïn-
tegreerde aftapmogelijkheid
Alde art.nr. 3000 473 Veiligheids-/aftap-
klep moet op de slang voor koud water
naar de boiler worden gemonteerd. Boor
een gat van Ø16 mm in de vloer voor de
aftapslang en bevestig de veiligheids-/
aftapklep in de vloer. Monteer de slan-
gaansluiting (F 26) op de ingaande aan-
sluitnippel. Monteren in volgorde: moer
(G 30), klemring (G 31), O-ring (G 32) en
slangnippel (fig. G 33).
Sluit de veiligheids-/aftapklep op de slan-
gaansluiting aan.
n.b. De veiligheids-/aftapklep mag niet
hoger dan de slangaansluiting worden
gemonteerd.
Monteer daarna de hoekaansluiting met
geïntegreerde ontluchtingsklep op de
uitgaande aansluiting (F 27).
Deze moet op dezelfde manier als de
slangaansluiting worden gemonteerd.
Monteer de ontluchtingsslang (G 28) op
de slangaansluiting van de klep en trek
de slang door de vloer. De slang moet
schuin worden afgesneden in een hoek
van 30° gezien vanaf de rijrichting van
het voertuig. De slang mag niet worden
belemmerd.
Er mag alleen een originele Alde klep
worden gemonteerd.
Vast gemonteerde veiligheidsklep
Alde art.nr. 3000 290 Veiligheids-/aftap-
klep is af fabriek gemonteerd via een
T-koppeling op de uitgaande aansluiting
van de boiler. Vanaf de aftapaanslui-
ting van de veiligheidsklep moet een
aftapslang met een 10 mm brede binnen-
diameter worden aangesloten. Deze slang
moet door de vloer worden getrokken
en schuin worden afgesneden met een
hoek van 30° gezien vanaf de rijrichting.
De slang mag niet worden belemmerd.
Monteer slangnippels op de ingaande en
uitgaande aansluitingen. Op de ingaande
aansluiting van de boiler moet een aftap-
klep worden gemonteerd om de boiler
af te kunnen tappen. Er mag alleen een
originele Alde klep worden gemonteerd.
gasaansLuiting
Verwijder de beschermdop van de gaslei-
ding op de ketel (F 29).
De gasinstallatie naar de ketel dient te
geschieden met een 8 mm leiding en
moet met een klemkoppeling op de gas-
buis van de ketel worden aangesloten. Bij
het plaatsen van de leiding dient rekening
te worden gehouden met de mogelijk-
heid om de ketel voor service te kunnen
demonteren.
De ketel moet op de gasfles worden
aangesloten met een goedgekeurde
gasdrukregelaar en met een druk van 30
mbar.
n.b. de nationale bepalingen voor
gasinstallaties moeten altijd worden
opgevolgd.
25