6.2 Afstandsbediening met de LC-3
NL
Via de als toebehoren verkrijgbare afstandsbediening
LC-3 kunnen bovenop de muzieksturing verschillende
functies worden gestuurd.
1) Sluit de afstandsbediening aan op de jack ONLY
FOR REMOTE CONTROL (7).
2) Op de ingang DMX INPUT (4) mag geen DMX-sig-
naal beschikbaar zijn.
3) Via de uitgang DMX OUTPUT (8) kunnen andere
LED-200DX/RBG- of LED-200DX/WS-apparaten
worden aangesloten (
via de afstandsbediening samen met het centrale
apparaat te besturen.
4) Met de toets STAND BY (13) kunt u de lichtbundels
in- en uitschakelen. Als de LEDʼs zijn uitgescha-
keld, licht ter controle de LED naast de toets
STAND BY op.
5) Selecteer met de toets MODE (15) de bedrijfs -
modus:
a) Na het inschakelen van het lichteffectapparaat is
de stroboscoopmodus geactiveerd. De LED
naast de toets MODE licht niet op.
Zolang u de toets FUNCTION (14) ingedrukt
houdt, is een van de drie stroboscoopfuncties
actief:
1. Muziekonafhankelijke stroboscoop
2. Muziekonafhankelijk stroboscooplooplicht
(als er meerdere LED-200DX/... -apparaten
zijn aaneengeschakeld)
3. Muziekafhankelijke stroboscoop
Telkens u de toets FUNCTION ingedrukt houdt,
wordt de volgende stroboscoopfunctie geacti-
veerd.
b) Om terug naar de chasemodus te wisselen,
drukt u op de toets MODE. De LED naast de
toets licht op. Door kort op de toets FUNCTION
te drukken, kunt u nu selecteren:
– bij het model LED-200DX /RGB tussen continu
oplichten en muziekafhankelijk lichtbestu-
ringsprogramma
– bij model LED-200DX/WS tussen continu
oplichten en drie muziekafhankelijke lichtbe-
sturingsprogrammaʼs
22
hoofdstuk 6.1), om deze
7 Bediening via een lichtregelaar
Voor het bedienen via een lichtbesturingsapparaat met
DMX512-protocol (b.v. DMX-1440 of DMX-510USB
van "img Stage Line") beschikt het model LED-200DX /
WS over een DMX-besturingskanaal en het model
LED-200DX / RGB over vier besturingskanalen. De
functies van de kanalen en de DMX-waarden vindt u
terug in hoofdstuk 8.1.
7.1 Aansluiting
Als DMX-interface heeft de lichteffectapparaat 3-polige
XLR-aansluitingen met volgende penconfiguratie:
pen 1 = massa, 2 = DMX-, 3 = DMX+
Voor de aansluiting moeten speciale kabels voor hoge
gegevensstromen worden gebruikt. Normale afge-
schermde microfoonkabels met een leidingdiameter
van ten minste 2 × 0,22 mm
lijke capaciteit zijn alleen bij een totale kabellengte tot
100 m aan te bevelen. Bij kabellengten vanaf 150 m
wordt in principe aanbevolen om een DMX-ophaalver-
sterker tussen te schakelen (b.v. SR-103DMX van
"img Stage Line").
1) Verbind de DMX-ingang (4) met de DMX-uitgang
van de lichtregelaar.
2) Verbind de DMX-uitgang (8) met de DMX-ingang
van het volgende lichteffectapparaat. Verbind de
uitgang hiervan opnieuw met de ingang van het
nageschakelde apparaat etc., tot alle lichteffectap-
paraten in een ketting zijn aangesloten.
3) Sluit de DMX-uitgang van het laatste DMX-appa-
raat in de ketting af met een weerstand van 120 Ω
(> 0,3 W): Soldeer de weerstand vast aan de pinnen
2 en 3 van een XLR-stekker en plug de stekker in de
DMX-uitgang, of gebruik een overeenkomstige
afsluitstekker (b.v. DLT-123 van "img Stage Line").
7.2 Het startadres instellen
Om de LED-200DX/... met een lichtregelaar te kunnen
bedienen, moet het DMX-startadres voor het eerste
DMX-kanaal worden ingesteld. Indien b.v. op het
besturingsapparaat het adres 17 voor het besturen
van het lichteffectapparaat is voorzien, stel dan op
de LED-200DX/... het startadres 17 in. Bij het model
LED-200DX / RGB zijn dan de DMX-kanalen 2 – 4 auto-
matisch toegewezen aan de drie volgende adressen
(in dit voorbeeld 18 – 20). Als eerstvolgend mogelijke
startadres voor het volgende DMX-gestuurde appa-
raat zou in dit voorbeeld het adres 21 kunnen worden
gebruikt.
Het startadres wordt als binair getal met de DIP-
schakelaars nr. 1 – 9 (9) ingesteld. Het adres wordt
bekomen door de plaatswaarden op te tellen van de
schakelaars die in de stand ON staan.
2
en een zo gering moge-