•
Dwarsaanslag (14) draaien tot de pijl naar de
gewenste hoekmaat wijst.
•
Kartelschroef (20) weer aanhalen.
Let op!
•
Aanslagrail (23) niet te ver naar het zaagblad
toe schuiven.
•
De afstand tussen aanslagrail (23) en zaag-
blad (4) moet ca. 2 cm bedragen.
7.5. Hoekinstelling (fi g. 16)
•
Maak de vastzetgreep (9) los.
•
Verstel de hoek van het zaagblad door het
handwiel (8) naar de machine toe te drukken
en gelijktijdig te draaien.
•
Arrêteer de vastzetgreep.
8. Bedrijf
Waarschuwing!
•
Na elke nieuwe afstelling is het aan te raden
een proefsnede uit te voeren om de afgestel-
de afmetingen te controleren.
•
Na het aanzetten van de zaag wachten tot het
zaagblad zijn maximumtoerental heeft bereikt
voordat u de snede uitvoert.
•
Let op bij het insnijden !
•
Gebruik het toestel alleen met afzuiging.
•
Controleer en reinig regelmatig de afzuigka-
nalen.
•
De kap op de zaagbladafdekking kan wegge-
nomen worden zodat op de zaagbladafdek-
king een afzuigslang kan worden aangeslo-
ten.
8.1.1. Uitvoeren van langssneden (fi g. 17)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting
doorgesneden. Eén kant van het werkstuk wordt
tegen de parallelaanslag (7) geduwd terwijl de
vlakke zijde op de zaagtafel (1) ligt. De zaagbla-
dafdekking (2) moet altijd op het werkstuk worden
neergelaten. De werkstand tijdens het snijden in
lengterichting mag nooit in één lijn met de verloop
van de snede zijn.
•
Parallelaanslag (7) afstellen naargelang van
de hoogte van het werkstuk en de gewenste
breedte. (zie 7.3)
•
Zaag aanzetten
•
Handen met gesloten vingers plat op het
werkstuk leggen en het werkstuk langs de pa-
rallelaanslag (7) het zaagblad (4) in schuiven.
•
Zijdelings geleiding met de linker of rechter
hand (naargelang de positie van de paral-
Anl_TE_CC_250_UF_SPK9.indb 92
Anl_TE_CC_250_UF_SPK9.indb 92
NL
lelaanslag) enkel tot de voorkant van de be-
schermkap leiden.
•
Het werkstuk altijd doorschuiven tot aan het
einde van de spleetspie (5).
•
De snijafval blijft op de zaagtafel (1) liggen
tot het zaagblad (4) opnieuw tot stilstand is
gekomen.
•
Lange werkstukken aan het einde van het
snijden beveiligen tegen neerkantelen! (b.v.
afrolstandaard etc.)
8.1.2. Snijden van smalle werkstukken
(fi g. 18)
•
Langssneden van werkstukken met een
breedte van minder dan 150 mm moeten ab-
soluut met gebruikmaking van een schuifstok
(3) worden uitgevoerd. Schuifstok is niet bij
de levering begrepen.
•
Versleten of beschadigde schuifstok onverwi-
jld vervangen.
8.1.3.Snijden van zeer smalle werkstukken
(fi g. 19)
•
Voor langssneden van zeer smalle werkstuk-
ken met een breedte van 50 mm en minder
moet absoluut een schuifstok worden gebru-
ikt.
•
Daarbij gebruikt u best het laag geleidevlak
van de parallelaanslag.
•
Schuifhout niet bij de levering begrepen !
(Verkrijgbaar in de gespecialiseerde handel)
Versleten schuifhout tijdig vervangen.
8.1.4.Uitvoeren van schuine sneden
(fi g. 16/20)
Schuine sneden worden principieel met gebruik-
making van de parallelaanslag (7) uitgevoerd.
Wanneer u bij het schuin snijden het zaagblad
(4) naar links neigt, dan plaatst u de parallelle
aanslag (7) aan de rechterkant van het zaagblad
(4). Leid het werkstuk tussen zaagblad (4) en par-
allelle aanslag (7).
•
Zaagblad (4) op de gewenste hoekmaat af-
stellen. (zie 7.5)
•
Parallelaanslag (7) afstellen naargelang van
de breedte en de hoogte van het werkstuk
(zie 7.3.1).
•
Snede conform de werkstukbreedte uitvoeren
(zie 8.1.1 en 8.1.2. en 8.1.3)
8.1.5. Uitvoeren van dwarssneden (fi g. 21)
•
Dwarsaanslag (14) in één van de beide
groeven (21) van de zaagtafel schuiven en op
de gewenste hoekmaat afstellen. (zie 7.4) In-
dien het zaagblad (4) bovendien schuin wordt
- 92 -
15.10.2019 15:25:32
15.10.2019 15:25:32