2. Installatieplaats
A
Fig. 2-15
3. Het buitenapparaat installeren
B
A M10 (3/8") bout
B Basis
C Zo lang mogelijk.
D Uitstroomopening
600
Min. 360
Min. 10
Fig. 3-1
4. Installeren van de koelstofleidingen
Fig. 2-16
A
C
D
600
175
175
950
2.4.3. Installatie op winderige plaatsen
Als het buitenapparaat wordt geïnstalleerd op een dak of een andere plaats waar de
wind vrij spel heeft, moet de luchtuitlaat van het apparaat zo worden gericht dat deze
niet rechtstreeks blootstaat aan krachtige windstoten. Krachtige windstoten die de
luchtuitlaat binnendringen kunnen de normale luchtstroom bemoeilijken en storingen
veroorzaken.
Hieronder volgen 2 manieren om het apparaat tegen krachtige windstoten te be-
schermen.
1 Installeer een optionele luchtgeleider als het apparaat wordt geïnstalleerd op een
plaats waar krachtige windstoten zoals van tyfoons, enz. rechtstreeks de lucht-
B
uitlaat kunnen binnendringen. (Fig. 2-15)
A Luchtgeleider
2 Plaats het apparaat indien mogelijk zo dat de luchtuitlaat in dezelfde richting blaast
als de seizoenswinden. (Fig. 2-16)
B Windrichting
• Zorg ervoor dat de eenheid op een stevig, waterpas oppervlak wordt geïnstalleerd
om geratel tijdens het gebruik te voorkomen. (Fig. 3-1)
(mm)
<Specificaties voor de fundering>
Funderingsbout
Dikte van het beton
Lengte van de bout
Draagkracht
• Zorg dat de lengte van de funderingsbout op een afstand van minder dan 30 mm
van de onderkant van de basis komt.
• Zet de basis van de eenheid stevig vast met vier M10-funderingsbouten op een
stevige ondergrond.
Installatie van het buitenapparaat
• Laat de uitstroomopening vrij. Als de uitstroomopening wordt geblokkeerd wordt de
werking van het apparaat bemoeilijkt, waardoor storingen kunnen ontstaan.
• Gebruik naast de basis van het apparaat de installatieopeningen aan de achter-
zijde om waar nodig bedrading etc. te bevestigen. Gebruik zelftappende schroe-
ven (ø5 × 15 mm of meer).
Waarschuwing:
• Het apparaat moet worden geïnstalleerd op een constructie die het gewicht
ervan kan dragen. Als het apparaat wordt geïnstalleerd op een instabiele con-
structie, kan het vallen en schade of letsel veroorzaken.
• Het apparaat dient volgens de instructies te worden geïnstalleerd om het
risico op beschadiging bij een aardbeving of storm te beperken. Een onjuist
geïnstalleerd apparaat kan vallen en schade of letsel veroorzaken.
4.1. Voorzorgsmaatregelen voor apparaten die gebruik-
maken van R410A-koelstof
• Zie p. 33 voor niet hieronder vermelde voorzorgsmaatregelen voor
airconditioners die gebruikmaken van R410A-koelstof.
• Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (in kleine hoeveelheden) als koel-
olie om de aansluitingsoppervlakken af te dichten.
• Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme, naadloze C1220-pijpen van koper of
koperlegeringen als koelstofpijpen. Gebruik koelstofpijpen van de in de on-
derstaande tabel aangegeven dikte. Controleer of de binnenkant van de pij-
pen schoon is en vrij van schadelijke stoffen zoals zwavelverbindingen,
oxidanten, vuil of stof.
Waarschuwing:
Gebruik bij het installeren of verplaatsen van het apparaat uitsluitend de ge-
specificeerde koelstof (R410A) voor het vullen van de koelstofpijpen. Meng de
koelstof niet met andere koelstoffen en let erop dat er geen lucht in de pijpen
achterblijft. In de leidingen achtergebleven lucht kan drukstoten veroorzaken
die kunnen leiden tot scheuren en andere problemen.
Type binnenapparaat
Vloeistofpijp
Gaspijp
• Gebruik geen dunnere pijpen dan hierboven aangegeven.
M10 (3/8")
120 mm
70 mm
320 kg
20-50
ø6,35 dikte 0,8 mm
ø9,52 dikte 0,8 mm
ø12,7 dikte 0,8 mm
ø15,88 dikte 1,0 mm
63-140
35