•
Indien u de test met behulp van een muntstuk uitvoert, zal het gemakkelijker gevonden worden
indien u het met de vlakke kant evenwijdig aan de zoekspoel houdt.
•
Zodra de detector het voorwerp gevonden heeft, lichten de NON-FERROUS en FERROUS
indicatoren op en beweegt de wijzer richting FERROUS of NON-FERROUS afhankelijk van de
opgespoorde metaalsoort. Ook bij niet-ijzerhoudende metalen klinkt een toon.
•
Indien de detector geen metaal vindt, ga dan eerst even na of de batterijen opgeladen zijn en of
de zoekspoel behoorlijk is aangesloten.
c. Buiten testen en zoeken
1. Probeer buiten op de grond een plek vrij van metaal te vinden.
2. Plaats een staal van het testmateriaal (bv. gouden ring, muntstuk) op de grond. (Als u van plan
bent waardevol metaal zoals goud voor de test te gebruiken, markeer dan de plek waar u het
voorwerp legt op de een of andere manier, zodat u het later gemakkelijk terugvindt. Vermijd dan
ook plaatsen met hoog gras of onkruid).
3. Zet de MODE-knop op TR1.
4. Houd de zoekspoel in de horizontale stand op ongeveer 2 à 5 cm afstand van de grond en
onderzoek langzaam de plek waar u het metalen voorwerp heeft achtergelaten dmv een
zijdelingse, slingerende beweging [Q].
5. Dezelfde plek op meerdere metalen voorwerpen doorzoeken.
Heeft u metaal gevonden, wacht dan enkele seconden na het signaal vooraleer verder te zoeken
om de detector toe te laten terug te keren naar de nulstand. (Of druk op de rode knop van het
handvat om de wijzer weer naar het midden van de vu-meter te brengen).
d. Slingertips:
•
Hou de zoekspoel evenwijdig met de bodem en zwaai hem niet als een slinger: dit kan aanleiding
geven tot foutieve interpretaties [R].
•
Maak een langzame slingerbeweging - haast doet u voorwerpen missen.
•
Bij een detectie klinkt een toon en de wijzer geeft het soort metaal aan.
Als de detector metaal gevonden heeft, schakel MODE TR1 over naar TR2 om de kwaliteit van
het gevonden metaal nader te kunnen bepalen.
•
Het lukt de detector niet het staaltje te identificeren: u houdt de zoekspoel waarschijnlijk niet in
de juiste positie.
Opmerkingen:
•
Wanneer u waardevolle metalen voorwerpen vindt, klinkt een intens signaal. Wordt het signaal
niet herhaald, ook niet nadat u de zoekspoel enkele keren over en weer boven het doel heeft
laten gaan, dan is de vondst waarschijnlijk waardeloos.
•
Vervuilde grond, elektrische interferenties of grote, grove stukken afvalmetaal kunnen
misleidende signalen veroorzaken. Deze herkent u meestal aan de gebroken of niet
reproduceerbare signalen die vanuit de detector afgaan.
e. De detector fijn afstellen
Wanneer u met uw detector vertrouwd bent geraakt, kunt u hem fijnregelen om selectiever te gaan
zoeken.
1) SENSITIVITY regelen [S]
Door de SENSITIVITY (gevoeligheid) op MIN. of MAX. of er tussenin te regelen, zorgt u ervoor
dat de zoekspoel ook voorwerpen kan opsporen die op verschillende dieptes in de grond liggen.
Zet SENSITIVITY op het maximum om de grond zo diep mogelijk te kunnen doorzoeken. Begint
de detector te "ratelen", dan kunt u dit geluid stoppen door de gevoeligheid (SENSITIVITY) een
eind terug te draaien.
2) GROUND regelen [T]
Het zal even duren voor u de regeling van de GROUND-regelaar onder de knie hebt, maar het is
voor de precisie wel heel belangrijk.De GROUND-regelaar schakelt immers valse signalen door
ertshoudende grond uit.
1. Schakel over naar MODE VLF en breng de zoekspoel tot op ongeveer 1 à 4 cm van de
grond.
2. Wijkt de wijzer naar rechts uit, draai dan GROUND naar links. Gaat de wijzer naar links,
draai GROUND naar rechts.
3. Breng de zoekspoel tot op 30 cm van de grond en druk op de rode knop op het handvat.
De wijzer komt weer in het midden te staan.
4. Herhaal stappen 1 - 3 tot de wijzer in het midden blijft telkens als u de zoekspoel dichter
bij de grond brengt.
Als GROUND eenmaal is afgesteld, is de detector afgestemd op de grondeigenschappen van deze
locatie. U hoeft dit niet meer te regelen, tenzij u besluit een andere plek te onderzoeken.