Nederlands
Daarna wordt korte tijd de ingestelde temperatuur (gewenste
waarde) van het actieve kanaal weergegeven. Daarna scha-
kelt de elektronica automatisch over op de weergave van de
gewenste waarde. Het " "-symbool verschijnt en de inge-
stelde temperaturen voor kanaal 1 en 2 verschijnen verkleind
op het display. Het actieve kanaal is met een onderpijl
gemarkeerd. Daarnaast is het weergegeven kanaal door een
rode LED naast de aansluitbus gemarkeerd. Het " "-sym-
bool en de groene LED aan de aansluitbus dienen als opti-
sche regelcontrole. Permanent branden betekent systeem
warmt op. Knipperen signaleert het bereiken van de bedrijfs-
temperatuur.
4. Kanaalkeuze
Door het indrukken van de kanaalkeuzetoets
2
geeft het display de werkelijke temperatuurwaarde
van het gekozen kanaal aan. Een onderpijl markeert het op
het display actieve kanaal. Daarnaast is het weergegeven
kanaal door een rode LED boven de aansluitbus gemarkeerd.
Het weergegeven kanaal kan door het tegelijk indrukken van
de UP- en DOWN-toets (2) (3) uitgeschakeld worden. Dit
wordt op het display met OFF bevestigd.
Voor de activering van een uitgeschakeld kanaal wordt die
eventueel met de kanaalkeuzetoets gekozen en door het
tegelijk indrukken van de UP- en DOWN-toets (2) (3) inge-
schakeld. Op het display verschijnt de werkelijke waarde.
4.1 Temperatuurinstelling
4.1.1 Individuele temperatuurinstelling
Principieel geeft het display (1) de werkelijke temperatuur
van het gekozen kanaal weer. Door op de UP- of DOWN-toets
(2) (3) te drukken, schakelt het display over de momenteel
ingestelde gewenste waarde. Het temperatuursymbool °C of
°F knippert.
De ingestelde gewenste waarde kan nu door het aantippen of
permanent indrukken van de UP- of DOWN-toets (2) (3) in de
gewenste richting veranderd worden. Wordt de toets perma-
nent ingedrukt, dan verandert de gewenste waarde in snel-
loop. Ca. 2 sec. na het loslaten schakelt het display automa-
19
tisch opnieuw over op de werkelijke waarde.
4.1.2 Temperatuurinstelling met
temperatuurtoetsen I, II, III
De gewenste temperatuurwaarde kan voor elk kanaal afzon-
derlijk door de keuze van drie vooraf ingestelde temperatuur-
waarden (vaste temperaturen) veranderd worden.
Instelling af fabriek:
I 150°C ( 300°F)
II 350°C ( 662°F)
III 380°C (716°F).
Door het indrukken van de middelste I-II-III-toets worden de
drie vaste temperaturen gedurende ca. 2 sec. op het display
onderaan weergegeven. De onderpijl verdwijnt. De onder het
1
of
display liggende toetsen dienen nu als temperatuurtoetsen
I, II, III voor de weergegeven vaste temperaturen. Terwijl het
temperatuursymbool knippert, kan de temperatuurkeuze met
de drie temperatuurtoetsen gebeuren. Daarna schakelt het
display automatisch opnieuw naar de weergave van de
gewenste waarde terug.
4.1.3 Programmering van de temperatuurtoetsen I, II, III
De 3 temperatuurtoetsen I, II, III kunnen voor elk kanaal
afzonderlijk met willekeurige temperatuurwaarden gepro-
grammeerd worden.
Door het indrukken van de middelste I-II-III-toets worden de
drie vaste temperaturen gedurende ca. 2 sec. op het display
onderaan weergegeven.
Door het indrukken van de UP- of DOWN-toets wordt de
nieuwe temperatuurwaarde ingesteld (zie 4.1.1). Het tempe-
ratuursymbool °C of °F knippert. Daarna de gewenste tem-
peratuurtoets I, II of III ingedrukt houden. Tijdens het indruk-
ken van de toets knippert de bij de temperatuurtoets horen-
de indicatie eveneens. Dit display neemt na 3 sec. de waar-
de van de grote indicatie over. Temperatuurtoets opnieuw
loslaten.