6
Inbedrijfstelling
Gevaar voor ongevallen, elektrische
schokken
• Haal vóór alle werkzaamheden aan het
toestel altijd de stekker uit het stop-
contact.
6.1
Vacuümpomp
Opstellen
Kies een opstellingsplaats voor de vacu-
umpomp die aan de volgende vereisten
voldoet:
• Beschermd tegen stoten, vallende voor-
werpen en dergelijke.
• Beschermd tegen vocht.
• Min. 50 cm boven de grond om het aanzui-
gen van spanen en stof door de ventilatie-
openingen [1-4] te vermijden.
• Min. 5 cm afstand tot een muur zodat de
ventilatie-openingen [1-4] vrij blijven.
• Max. 3 meter afstand tot de spaneenheid
(wegens de lengte van de onderdruk-
slang).
Vacuümslang aansluiten
• Trek voor het aansluiten van de vacuüm-
slang de beschermkap [3-3] uit de steek-
nippel en draai de beschermkap opzij.
• Steek de vacuümslang met de koppeling
[3-1] op de aansluiting [3-2].
• Controleer of de koppeling goed vastzit.
• Om de vacuümslang af te koppelen, alleen
als er geen werkstuk ingespannen is: scha-
kel de pomp uit. Druk eerst op de koppeling
en trek dan de vacuümslang af.
• Als er geen vacuümslang aangesloten is,
druk dan als bescherming tegen bescha-
diging altijd de beschermkap [3-3] op de
aansluiting [3-2].
WAARSCHUWING
Elektrische aansluiting
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen wanneer de
machine met een ontoelaatbare span-
ning of frequentie wordt gebruikt.
- De netspanning en de frequentie van de
stroombron dienen met de gegevens op
het typeplaatje van de machine overeen
te stemmen.
- In Noord-Amerika mogen alleen Festool-
machines met een spanningsopgave van
120 V/60 Hz worden ingezet.
• Sluit de netleiding op de aansluiting [1-1]
aan [afbeelding 4].
• Steek de stekker van de netleiding in een
stopcontact.
6.2
Vacuümspaneenheid
Opstellen en bevestigen
• Bevestig de spaneenheid op een stabiele,
effen, schone, gladde en voldoende grote
ondergrond (aanbevolen opstelhoogte: 60
- 90 cm).
Er zijn verschillende manieren om in te
spannen:
Schroeven
• Bevestig de spaneenheid met vier schroe-
ven op het werkvlak. Hiervoor dienen de
boorgaten [5-1].
Spanklauwen
• Bevestig de spaneenheid met vier span-
klauwen op het werkvlak. De vlakken aan
de hoeken dienen als spanvlakken.
Onderdruk
Hiervoor moet de ondergrond absoluut ef-
fen, glad en van een gasondoorlatend ma-
teriaal zijn.
• Schuif het schuifventiel [6-1] in positie [B]
nadat u de vacuümpomp aangesloten en
aangekoppeld hebt.
Alleen in de eindstanden is een storingvrije
werking gegarandeerd.
De spaneenheid wordt met onderdruk op de
ondergrond gehouden.
• Om de spaneenheid opnieuw te lossen,
schuift u het schuifventiel [6-1] in positie
[A].
• Zorg ervoor dat u niet over de slang naar
het voetventiel en naar de vacuümpomp
kunt vallen.
46