gevaren. Het apparaat en de bijbehorende hulpmiddelen kunnen gevaar opleveren als ze door ongeschoolde personen
onjuist of niet volgens de voorschriften worden gebruikt.
Het apparaat mag alleen in een droge omgeving worden gebruikt.
Het apparaat mag uitsluitend worden gebruikt met de netspanning en -frequentie die op het typeplaatje staan
aangegeven.
Gebruik het apparaat niet in een omgeving waar brand- of explosiegevaar bestaat.
Materialen die schadelijk zijn voor de gezondheid (bijv. asbest) mogen niet worden bewerkt.
Neem de lokale wetgeving m.b.t. de arbeidsomstandigheden in acht.
Aanpassingen of veranderingen aan het apparaat zijn niet toegestaan.
2.2 Schakelaar
Aan-/uitschakelaar met inschakelblokkering
2.3 Begrenzing van opstartstroom
De inschakelstroom van het apparaat bedraagt een veelvoud van de nominale stroom. Door de elektronische
begrenzing van de opstartstroom wordt de inschakelstroom zo sterk gereduceerd, dat de netzekering niet geactiveerd
nl
wordt. Dit voorkomt dat de machine met schokken op gang komt.
2.4 Herstartblokkering
Het apparaat schakelt na een eventuele stroomonderbreking niet weer automatisch in. De schakelaar moet eerst
worden losgelaten en dan na circa 1 seconde opnieuw worden bediend.
2.5 Diefstalbeveiliging TPS (optioneel)
Het apparaat kan optioneel met de functie "beveiliging tegen diefstal TPS" zijn uitgerust. Is het apparaat met deze
functie uitgerust, dan kan het alleen met de bijbehorende vrijschakelsleutel worden vrijgeschakeld en gebruikt.
2.6 Aanduidingen met lichtsignaal
Service-indicatie met lichtsignaal (zie het hoofdstuk "Verzorging en onderhoud").
Aanduiding van diefstalbeveiliging (optioneel verkrijgbaar) (zie het hoofdstuk "Bediening").
2.7 Beschermkap met geleiderollen
Doorslijpen en het maken van sleuven in steen mag alleen met een stofkap met geleiderollen worden uitgevoerd.
2.8 Elektronische overbelastingsbeveiliging
Dit apparaat heeft een elektronische overbelastingsbeveiliging.
De elektronische overbelastingsbeveiliging controleert de stroomopname en beschermt zo het apparaat tegen
overbelasting.
Bij overbelasting van de motor door te hoge aandrukkracht en daarmee gepaard gaande te hoge stroomopname
schakelt het apparaat de motor uit.
Na het loslaten van de aan-/uitschakelaar kan verder worden gewerkt.
Door verlaging van de aandrukkracht kan de gebruiker voorkomen dat het apparaat uitschakelt.
Een doorgaande bewerking zonder uitschakeling dient te worden nagestreefd.
2.9 Gebruik van verlengsnoeren
Gebruik alleen verlengsnoeren die voor de toepassing zijn toegestaan en een voldoende diameter hebben. Anders kan
vermogensverlies van het apparaat en oververhitting van het snoer optreden. Controleer het verlengsnoer regelmatig
op beschadigingen. U dient beschadigde verlengsnoeren te vervangen.
Aanbevolen minimale diameters en max. snoerlengtes:
Draaddoorsnede
Netspanning 100 V
Netspanning 110-120 V
Netspanning 220-240 V
Gebruik geen verlengsnoer met een snoerdiameter kleiner dan 1,5 mm².
98
1,5 mm²
2,0 mm²
-
30 m
-
-
-
30 m
2,5 mm²
3,5 mm²
-
50 m
-
40 m
-
50 m