6-2 Ombouwen tot grasmaaier met
zijuitwerp
Alleen met een uitgeschakelde motor en
stilstaand maaimes!
1. Til de achterklep op en verwijder de grasopvangbak.
2. Plaats de mulchinzet in het maaidek. Zet de
mulchinzet vast met de knop in de opening van het
maaidek.
3. Til de zijklep voor zijuitwerp op (zie afb. 16).
4. Monteer het zijuitwerpkanaal op de bevestigingspen
van de zijklep (zie afb. 17).
5. Laat de zijklep zakken tot op het zijuitwerpkanaal
(zie afb. 18).
6-3 Maaien met de grasopvangbak
Alleen met een uitgeschakelde motor en
stilstaand maaimes!
Voor maaien met de grasopvangbak verwijdert u eerst de
mulchinzet en het zijuitwerpkanaal en brengt u daarna de
grasopvangbak weer aan.
1. De mulchinzet verwijderen.
- Til de achterklep op en verwijder de mulchinzet.
2. Til de zijklep op en verwijder het zijuitwerpkanaal.
- Door veerkracht gaat de zijklep automatisch omlaag
en zodat de zijuitwerpopening in het maaidek wordt
afgesloten.
- Verwijder regelmatig grasresten en aangekoekt vuil
vanaf de zijklep en vanuit de zijuitwerpopening.
3. De grasopvangbak aanbrengen.
- Til de achterklep op en haak de grasopvangbak aan
de achterkant van de grasmaaier.
WAARSCHUWING: Alleen met een
uitgeschakelde motor en stilstaand maaimes.
7. BEDIENINGSINSTRUCTIES
7-1 VOOR DE MOTOR TE STARTEN
Vul de brandstoftank en olietank bij zoals aangegeven in
de aparte gebruiksaanwijzing voor de motor, die bij de
grasmaaier is geleverd. Lees de gebruiksaanwijzingen
zorgvuldig (zie afb. 19, 20 en 21).
WAARSCHUWING: Benzine is bijzonder
brandbaar.
Bewaar brandstof in speciaal daarvoor bestemde
jerrycans.
Vul brandstof alleen bij in de open lucht en voordat de
motor wordt gestart, en rook niet tijdens het bijvullen of
hanteren van brandstof.
Verwijder nooit de brandstofvuldop en vul nooit benzine
bij terwijl de motor draait of wanneer de motor warm is.
Als brandstof is gemorst, mag u niet proberen de motor te
starten, maar moet de grasmaaier worden verwijderd van
de plaats waar de brandstof is gemorst, en mag de motor
niet worden gestart voordat de brandstof verdampt is.
Plaats de doppen stevig terug op de brandstoftank en
jerrycan.
Voordat u de grasmaaier kantelt voor onderhoud van het
maaimes of voor aftappen van de olie, moet u de
brandstoftank volledig leegmaken.
WAARSCHUWING: In geen geval mag u
brandstof bijvullen in een gebouw, terwijl de motor draait
of als het afkoelen van de motor na draaien korter heeft
geduurd dan 15 minuten.
7-2 DE MOTOR STARTEN EN HET
MAAIMES INSCHAKELEN
1. Bij deze grasmaaier zit het uiteinde van de bougie een
rubberen mof. Zorg ervoor dat de metalen huls aan
het uiteinde van de bougiekabel (binnenin de
rubberen mof) goed vastzit op de metalen elektrode
van de bougie.
2. Bij het starten van een koude motor, moet u de gas-
chokehendel in de stand "
Bij het starten van een warme motor, moet u de gas-
chokehendel in de stand "
3. U gaat achter de grasmaaier staan, pakt de
remhendel vast en houd deze tegen de bovenste
handgreep, zoals afgebeeld in afb. 23.
4. Pak de trekstarthandgreep vast, zoals afgebeeld in
afb. 23, en trek hem snel naar u toe. Plaats de
handgreep na het starten van de motor rustig terug
tegen de koordgeleider.
Als u de remhendel loslaat, slaat de motor af en stopt het
maaimes vanzelf.
Start de motor zorgvuldig zoals aangegeven in
de gebruiksaanwijzing en blijf met uw voeten
steeds op voldoende afstand van het maaimes.
Tijdens het starten van de motor mag de
grasmaaier niet worden gekanteld. Start de
grasmaaier op een vlakke ondergrond zonder
hoog gras of obstakels.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van
draaiende delen. Start de motor niet als u voor
de uitwerpopening staat.
7-3 TIJDENS HET GEBRUIK
Houd tijdens het gebruik de remhendel met beide handen
stevig vast.
Opmerking: Als u tijdens het gebruik de
remhendel loslaat, zal de motor afslaan waardoor de
grasmaaier stopt.
Waarschuwing: Om te voorkomen dat de
grasmaaier per ongeluk ingeschakeld kan worden, is het
apparaat voorzien van een motorblokkering die u eerst
terug moet trekken voordat de motor gestart kan worden.
Wanneer u de motorregelhendel loslaat, moet die
terugkeren naar de uitgangsstand, waarna de motor
automatisch afslaat.
" zetten.
" zetten (zie afb. 22).
51