Bediening
Richtlijnen voor in bedrijf stellen
Risico op persoonlijk letsel. De glasbol of de steel op de sensor kan breken. Bedien de sensor voorzichtig ter
voorkoming van letsel.
• Verwijder de beschermkap voordat de sensor in het proces wordt geplaatst.
• Wanneer de sensor gedurende meer dan 1 uur uit het proces is verwijderd, vult u de beschermkap
met pH 4 buffer (aanbevolen) of tap water en plaats de kap op de sensor. Herhaal dit elke
2-4 weken voor een langere bewaartijd.
Gebruikersnavigatie
Raadpleeg hoofdstuk Gebruikersinterface en navigatie van de documentatie bij de controller voor
een beschrijving van het toetsenpaneel en informatie over navigatie.
De sensor configureren
Gebruik menu CONFIGURE (configureren) om identificerende informatie voor de sensor in te voeren
en opties voor het omgaan met gegevens en opslag te wijzigen.
1. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CONFIGURE
(sensorinstellingen / selecteer sensor / configureren).
2. Gebruik de pijltoetsen om een optie te selecteren en druk op enter. Houd de pijltoetsen omhoog
of omlaag ingedrukt om cijfers, tekens of interpunctie in te voeren. Druk op de pijltoets naar
rechts om naar de volgende ruimte te gaan.
Optie
EDIT NAME (naam bewerken) Wijzigt de naam die overeenkomt met de sensor bovenaan op het
SENSOR S/N (serienr.
sensor)
DISPLAY FORMAT
(weergave)
TEMP UNITS
(temperatuureenheden)
TEMP ELEMENT
(temperatuurelement)
FILTER
130 Nederlands
V O O R Z I C H T I G
Beschrijving
meetscherm. De naam is beperkt tot 10 karakters en mag bestaan uit een
willekeurige combinatie van letters, cijfers, spaties en interpunctietekens.
Hiermee kan de gebruiker het serienummer van de sensor invoeren,
beperkt tot 16 tekens in elke combinatie van letters, nummers, spaties of
interpunctie.
Alleen voor pH-sensoren—wijzigt het aantal decimale plaatsen dat in het
metingenscherm getoond wordt.
Stelt de temperatuureenheden in op °C (standaard) of °F
pH-sensoren—stelt het temperatuurelement in op PT100 of PT1000 voor
automatische temperatuurcompensatie. Als er geen element wordt gebruikt,
kan het type ingesteld worden op MANUAL (handmatig) en kan een waarde
voor temperatuurcompensatie ingevoerd worden. ORP-sensoren—de
temperatuuroffset wordt niet gebruikt. Voor het meten van de temperatuur
kan een temperatuurelement worden aangesloten.
Stelt een tijdconstante in ter verhoging van de signaalstabiliteit. De
tijdconstante berekent de gemiddelde waarde gedurende een aangegeven
tijd—0 (geen effect) tot 60 seconden (gemiddelde van signaalwaarde
gedurende 60 seconden). De filter verlengt de benodigde tijd voor het
sensorsignaal om te reageren op de werkelijke procesveranderingen.