• Gebruik uitsluitend volgens de regels aangescherpt ge-
reedschap, zonder beschadigingen of vervormingen. Het
hoogste toerental dat op het gereedschap is aangegeven
dient te worden aangehouden.
• Kies voor het materiaal dat u wilt bewerken het geschikte
zaagblad.
• Gebruik geen zaagbladen van snelstaal.
• Gebruik geen afstandhouders en spilringen.
• Zorg voor een voldoende verlichte werkplaats.
• Bevestig de machine stevig aan de werkbank of een
tafel.
• Om de hoeveelheid vrijkomende stof zo gering mogelijk
te houden, moet de machine aan een geschikt afzuig-
apparaat worden aangesloten en dienen alle elementen
voor de opvang van stof (afzuigkappen, etc.) volgens de
regels te zijn ingesteld.
• Draag een geschikte persoonlijke veiligheidsuitrusting:
gehoorbescherming teneinde minder risico te lopen hard-
horig te worden, veiligheidsbril, mondmasker ter vermin-
dering van het risico stoffen in te ademen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, veiligheidshandschoenen bij het
hanteren van gereedschap en ruw materiaal.
• Transporteer het gereedschap alleen in een geschikte
verpakking.
Onderhoud en reparaties
• Vervang een versleten tafelinlegstuk.
• Gebruik de machine alleen wanneer alle veiligheidsin-
richtingen zich in de juiste positie bevinden en indien de
machine in goede toestand verkeert en volgens voor-
schrift is onderhouden.
• Indien er fouten bij de machine, inclusief de scheidende
veiligheidsinrichtingen, of bij het gereedschap worden
vastgesteld, dient het onderhoudspersoneel hiervan
onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht. De ma-
chine mag pas weer in gebruik worden genomen nadat
de fouten zijn verholpen.
• Wanneer de machine met een laser is uitgerust, mag
deze niet door een laser van een ander type worden
vervangen. Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd
door de producent van de laser of een geautoriseerde
vertegenwoordiger.
Veilig werken
• Bewerk alleen materiaal waarvoor de machine goedge-
keurd is.
• Bewerk geen asbesthoudend materiaal.
• Zorg ervoor dat de vloer in de omgeving van de machine
vlak, schoon en vrij is van losse deeltjes (zoals spanen
en zaagresten).
• Houd handen, vingers en armen uit de buurt van het
draaiende gereedschap. Grijp in het bereik van het zaag-
blad niet achter de aanslag.
• Verwijder geen zaagresten of andere werkstukdelen uit
het zaagbereik, zolang de machine loopt en de zaage-
enheid zich nog niet in de ruststand bevindt.
• Ondersteun lange werkstukken door een geschikte tech-
nische voorziening, zodat ze loodrecht liggen.
• Laat tijdens de bewerking nooit een andere persoon
het werkstuk vasthouden of ondersteunen. Span het
werkstuk altijd met geschikte voorzieningen vast.
• Neem de maximale werkstukafmetingen in acht.
• Neem de aanwijzingen voor het optillen en het transport
van de machine in acht.
• Neem de aanwijzingen voor de montage en het gebruik
van het gereedschap in acht.
• Neem de toegestane afmetingen van het zaagblad in
acht. Gebruik nooit reductiestukken of adapters om het
zaagblad op de gereedschapsspil te bevestigen.
• Zaag geen hout met metalen delen, zoals spijkers,
schroeven, enz.
• Oefen geen zijdelingse druk op het zaagblad uit.
• Zaag altijd slechts één werkstuk. Meerdere werkstukken
tegelijk kunnen niet veilig vastgespannen worden en kun-
nen daardoor tijdens het zagen t.o.v. elkaar verschuiven
en het zaagblad blokkeren.
• Is het zaagblad geblokkeerd, schakel de machine dan
onmiddellijk uit en trek de stekker uit het stopcontact.
Verwijder pas daarna het ingeklemde werkstuk.
5.3
Emissiewaarden
De volgens EN 61029 bepaalde waarden bedragen ge-
woonlijk:
Geluidsdrukniveau
Geluidsvermogenniveau
Meetonzekerheidstoeslag
Draag gehoorbescherming!
6
Inbedrijfstelling
Waarschuwing
• Netspanning in acht nemen: De spanning en frequen-
tie van de stroombron dient overeen te komen met de
gegevens van de kenplaat van de machine.
• In Noord-Amerika mogen alleen Festool-machines met
de spanningsopgave 120 V/60 Hz worden ingezet.
In-/Uitschakelen
– Druk de in-/uit-schakelaar (1.2) tot aan de weerstand
in om het zaagaggregaat en de pendelbeschermkap te
ontgrendelen.
– Druk op de inschakelblokkering (1.3).
– Druk de in-/uit-schakelaar (1.2) geheel door om de ma-
chine in te schakelen.
– Laat de in-/uit-schakelaar weer los om de machine uit te
schakelen.
7
Instellingen
Haal vóór alle werkzaamheden aan de machine
altijd de stekker uit het stopcontact.
Vervang de waarschuwingssticker (3.1) voor de laser door
de bijgevoegde waarschuwingssticker in uw eigen taal.
7.1
Transport
Machine beveiligen (transportstand)
– Druk op de aan-/uit-schakelaar (4.1).
– Draai het zaagaggregaat tot de aanslag naar beneden.
– Druk op de transportbeveiliging (4.2). Het zaagaggregaat
bevindt zich nu in de onderste stand.
– Trek de draaiknop (4.3) aan om het zaagaggregaat in de
achterste stand te beveiligen.
– Wikkel het netsnoer voor het transport op de kabelop-
wikkeling (5.5).
– Berg de inbussleutel (5.4) en de hoektransporteur (5.3)
op in de daarvoor bestemde opberghouder.
De machine nooit aan de bewegende pendelbe-
schermkap (5.1) optillen of dragen.
Pak de machine bij het dragen aan de zijkant bij de zaagtafel
(5.2) en aan het handvat (5.5) in de kabelopwikkeling.
Machine ontgrendelen (werkstand)
– Druk het zaagaggregaat iets omlaag en trek aan de
transportbeveiliging (4.2).
– Draai het zaagaggregaat omhoog.
– Open de draaiknop (4.3).
39
88 dB(A)
99 dB(A)
K = 4 dB