tot alle speling is opgeheven, zodat het stoeltje stevig op de autozitting
vastzit.
Voor de juiste stand van de gordel kan de hoogte van de rugleuning
regelmatig worden.
Controleer altijd of het teveel aan veiligheidsgordel door het oprolsy-
steem wordt opgerold, door het diagonale gedeelte omhoog te bege-
leiden.
let op: om uw kind het beste te beschermen
• Controleer of het kind goed vast in het stoeltje zit en of de gordels
goed over het lichaam gespannen zijn.
• Laat uw kind nooit zonder toezicht in het stoeltje of in de auto laten.
• Wanneer u het stoeltje op de achterbank plaatst, de voorstoel zover
naar voren zetten dat de voeten van het kind de rugleuning van de
voorstoel niet kunnen raken (dit voorkomt ook mogelijk letsel bij een
ongeval).
• Kies altijd de veilige kant van de straat, bij het verkeer vandaan, als u
het kind in of uit de auto plaatst.
V. EInDcontrolEs
1. Controleer altijd of de hoogte van de gordels op de schouders per-
fect is afgesteld.
2. Controleer dat de veiligheidsgordel van de auto goed om het auto-
stoeltje heen is geplaatst.
3. Controleer dat de veiligheidsgordel van de auto niet verdraaid of er-
gens beklemd zit .
4. Controleer dat de veiligheidsgordel van de auto goed gespannen is
en het autostoeltje stevig op de autozitting vastzit.
5. Controleer dat de gordels van het autostoeltje goed afgesteld en ge-
spannen zijn.
6. Controleer dat de gesp van de gordelgroep van het autostoeltje
goed is vastgemaakt.
7. Controleer regelmatig of het stoeltje of onderdelen ervan niet be-
schadigd zijn.
8. Controleer of alle delen goed werken.
9. Verzeker u ervan dat het stoeltje niet in het portier of in de autosto-
57