•
Let op bij het insnijden!
•
Gebruik het toestel alleen met afzuiging.
•
Controleer en reinig regelmatig de afzuigka-
nalen.
8.1. Uitvoeren van langssneden (fi g. 29)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting
doorsneden. Eén kant van het werkstuk wordt
tegen de parallelaanslag (7) geduwd terwijl de
vlakke zijde op de zaagtafel (1) ligt. De zaagbla-
dafdekking (4) moet altijd op het werkstuk worden
neergelaten. De werkstand tijdens het zagen in
lengterichting mag nooit in één lijn met het ver-
loop van de snede zijn.
•
Parallelaanslag (7) afstellen naargelang van
de hoogte van het werkstuk en de gewenste
breedte (zie 7.3).
•
Zaag aanzetten.
•
Handen met gesloten vingers plat op het
werkstuk leggen en het werkstuk langs de pa-
rallelaanslag (7) het zaagblad (5) in schuiven.
•
Zijdelingse geleiding met de linker of rechter
hand (naargelang de positie van de paral-
lelaanslag) enkel tot de voorkant van de be-
schermkap leiden.
•
Werkstuk steeds tot het einde van het spouw-
mes (2) doorschuiven.
•
De snijafval blijft op de zaagtafel (1) liggen
tot het zaagblad (5) opnieuw tot stilstand is
gekomen.
•
Lange werkstukken aan het einde van het
snijden beveiligen tegen neerkantelen! (b.v.
afrolstandaard etc.)
8.1.2. Snijden van smalle werkstukken
(fi g. 30)
Langssneden van werkstukken met een breedte
van minder dan 120 mm moeten absoluut met
gebruikmaking van een schuifstok (29) worden
uitgevoerd. Schuifstok is niet bij de levering be-
grepen. Versleten of beschadigde schuifstok
onmiddellijk vervangen.
8.1.3. Snijden van zeer smalle werkstukken
(fi g. 31)
•
Voor langssneden van zeer smalle werkstuk-
ken met een breedte van 30 mm en minder
moet zeker een schuifhout worden gebruikt
•
Daarbij gebruikt u best het laag geleidevlak
van de parallelaanslag.
•
Schuifhout niet bij de leveringsomvang
begrepen! (Verkrijgbaar in de desbetref-
fende gespecialiseerde handel). Versleten
schuifstok tijdig vervangen.
NL
8.1.4. Uitvoeren van schuine sneden (fi g. 32)
Schuine sneden worden principieel uitgevoerd
mits gebruikmaking van de parallelaanslag (7).
•
Zaagblad (5) op de gewenste hoekmaat af-
stellen. (zie 7.5).
•
Parallelaanslag (7) afstellen naargelang van
de breedte en de hoogte van het werkstuk
(zie 7.3.1).
•
Snede conform de werkstukbreedte uitvoeren
(zie 8.1.1 en 8.1.2. en 8.1.3)
8.1.5. Uitvoeren van dwarssneden (fi g. 33)
•
Hoekaanslag (28) met aanslagrail (27) in
één van de beide groeven van de zaagtafel
(1) schuiven en op de gewenste hoekmaat
afstellen. (zie 7.4). Indien het zaagblad (5)
bovendien schuin wordt gesteld, moet die
groef worden gebruikt die uw hand en de
dwarsaanslag niet met de zaagbladafdekking
in contact laat komen.
•
Pas, indien nodig, de positie van de aanslag-
rail (27) zodanig aan dat die tijdens de snede
niet tegen het zaagblad botst.
•
Werkstuk hard tegen de aanslagrail (27)
duwen.
•
Zaag aanzetten.
•
Hoekaanslag (28) en werkstuk naar het zaag-
blad toe schuiven teneinde de snede uit te
voeren.
•
Let op: Hou altijd het geleide werkstuk
vast, nooit het vrije werkstuk dat afges-
neden wordt.
•
Hoekaanslag (28) altijd blijven vooruitschu-
iven tot het werkstuk helemaal is doorges-
neden.
•
Zaag weer uitschakelen. Zaagafval pas verwi-
jderen als het zaagblad stilstaat.
8.2 Werken met de schuifslede
8.2.1 Ontgrendelen van de schuifslede
(fi g. 5, 20)
•
Open beide vastzethefbomen (38).
•
Fixeer de hoekaanslag (28) met de vastzet-
knop (50) aan het voorste uiteinde van de
schuifslede (37).
- 98 -