d) Oververhit de batterijen niet en stel ze niet bloot
aan vuur. De batterijen kunnen exploderen of er
kunnen toxische stoffen vrijkomen.
e) Laad de batterijen niet op.
f)
Soldeer de batterijen niet in het apparaat.
g) Ontlaad de batterijen niet door kortsluiting; deze
kunnen hierdoor oververhit raken en brandblaren
veroorzaken.
h) Open de batterijen niet en stel ze niet bloot aan
overmatige mechanische belasting.
i)
Gebruik geen beschadigde batterijen.
6 Inbedrijfneming
6.1 Batterijen aanbrengen 2
GEVAAR
Gebruik alleen nieuwe batterijen.
1.
Verwijder de voet van het apparaat.
7 Bediening
7.1 Bediening
7.1.1 Laserstralen inschakelen
Druk eenmaal op de aan/uit-toets.
7.1.2 Apparaat / laserstralen uitschakelen
Druk op de aan/uit-toets tot de laserstraal niet meer
zichtbaar is en de lichtdiode uit gaat.
AANWIJZING
Na circa 15 minuten schakelt het apparaat automatisch
uit.
7.1.3 Automatische uitschakeling deactiveren
Houd de aan/uit-toets ingedrukt (circa 4 seconden) tot
de laserstraal ter bevestiging drie keer knippert.
AANWIJZING
Het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer de aan/uit-
toets wordt ingedrukt of de batterijen leeg zijn.
7.2 Gebruiksvoorbeelden
7.2.1 Inrichten van droogbouwprofielen voor een
vakverdeling 3
Combineer geen nieuwe met oude batterijen. Ge-
j)
bruik geen batterijen van verschillende producen-
ten of met verschillende typeaanduidingen.
5.6 Vloeistoffen
Bij een verkeerd gebruik kan er vloeistof uit het accu-
pack komen. Voorkom contact. Spoel bij onvoorzien
contact met water af. Komt de vloeistof in de ogen,
spoel deze dan met veel water uit en neem contact op
met een arts. Gelekte accuvloeistof kan tot huidirritaties
en verbrandingen leiden.
2.
Open het batterijvak.
3.
Neem de batterijen uit de verpakking en plaats deze
direct in het apparaat.
AANWIJZING De apparaten mogen alleen met de
door Hilti aanbevolen batterijen worden gebruikt.
4.
Controleer of de polen overeenkomstig met de aan-
wijzingen op de onderkant van het apparaat correct
gericht zijn.
5.
Sluit het batterijvak. Zorg ervoor dat het goed ver-
grendeld is.
6.
Breng de voet zo nodig weer op het apparaat aan.
7.2.2 Inrichten van lichttoestellen 4
7.3 Controleren
7.3.1 Controleren van het loodpunt 5
1.
Breng in een hoge ruimte op de vloer een markering
(een kruis) aan (bijvoorbeeld in een trappenhuis met
een hoogte van 5-10 m).
2.
Zet het apparaat op een egaal en horizontaal opper-
vlak.
3.
Schakel het apparaat in.
4.
Plaats het apparaat met de onderste loodstraal in
het midden van het kruis.
5.
Markeer het punt van de verticale loodstraal op het
plafond. Bevestig hiervoor eerst een stuk papier op
het plafond.
6.
Draai het apparaat 90°.
AANWIJZING De onderste loodstraal dient in het
midden van het kruis te blijven.
7.
Markeer het punt van de verticale loodstraal op het
plafond.
8.
Herhaal deze werkwijze bij een draaiing van 180° en
270°.
AANWIJZING De 4 resulterende punten definiëren
een cirkel waarbinnen de snijpunten van de diago-
nalen d1 (1-3) en d2 (2-4) het precieze loodpunt
markeren.
nl
59