I
H
M
L
R
P
Q
O
3.2
INTERNE VERBINDINGEN
• Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.
• Alvorens binnen in het lastoestel te gaan werken dient
u te controleren of de stekker uit het stopcontact is
gehaald.
• Na de laatste keuring wordt het lastoestel
aangesloten op de spanning die vermeld wordt op de
voedingskabel.
• Om de voedingsspanning te veranderen moet
het zij-element rechts worden weggehaald en
moeten de verbindingen van het klemmenbord voor
spanningsverandering worden gerangschikt zoals te
zien is op de afbeelding 5.
• Gebruik het lastoestel niet zonder deksel of zonder
zijpanelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen,
en om de omstandigheden voor koeling van de interne
componenten niet te wijzigen.
A
N
Fig. 4
Fig. 5
3.3 EXTERNE VERBINDINGEN
3.3.1 Aansluiting van de massaklem.
• Sluit de massakabelaansluiting aan op het contact
op het lasapparaat, en verbind de massaklem met het
werkstuk.
3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de
gasslang
• Plaats de cilinder op de cilinderhouder van het
lasapparaat en maak hem met de voorziene riemen vast
aan het achterpaneel van het apparaat.
• Controleer de riemen regelmatig op slijtage en bestel
indien nodig nieuwe.
• De gascilinder moet uitgerust zijn met een drukregelaar
G
en een manometer.
• Sluit na het plaatsen van de cilinder de gasslang die
achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar.
• Stel het gasverbruik in op ongeveer 10-18 liter per
minuut.
C
3.3.3 Aansluiten van de draadaanvoerunit
Met deze stroombron kunnen de draadaanvoerunits
Art.1652 en Art. 1662 worden gebruikt.
Gebruik voor de aansluiting van de draadaanvoerunit op
de stroombron de verlengkabel Art. 1182 (5 m) of Art.
1182.20 (10 m). De prestaties en bedieningsmogelijkheden
van de draadaanvoerunit worden beschreven in de
gebruiksaanwijzing van de draadaanvoerunit zelf.
4 BESCHRIJVING BEDIENINGEN
4.1 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPA-
NEEL VAN DE MACHINE.
C
A
Fig. 6
B
D
53