68 | Nederlands
Accu opladen
Let op de netspanning! De spanning van de stroombron
u
moet overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje
van het oplaadapparaat.
De accu is voorzien van een thermische beveiliging die er-
voor zorgt dat de accu alleen in het temperatuurbereik tus-
sen 0 °C en 35 °C kan worden opgeladen. Daardoor wordt
een lange levensduur van de accu bereikt.
Opmerking: De accu wordt gedeeltelijk opgeladen geleverd.
Laad de accu vóór het eerste gebruik volledig in het oplaad-
apparaat op om het volle vermogen van de accu te waarbor-
gen.
De Li-Ion-accu kan op elk moment worden opgeladen zonder
de levensduur te verkorten. Een onderbreking van het opla-
den schaadt de accu niet.
De Li-Ion-accu is met "Electronic Cell Protection (ECP)" be-
schermd tegen diep ontladen. Als de accu leeg is, wordt het
gereedschap uitgeschakeld door een veiligheidsschakeling:
De pomp werkt niet meer.
Neem de aanwijzingen voor het afvoeren van de accu in acht.
Opladen (zie afbeelding H)
Het opladen begint zodra de stekker van het oplaadapparaat
in het stopcontact worden gestoken en de accu (22) in het
oplaadapparaat (23) wordt geplaatst.
Door de intelligente oplaadmethode wordt de oplaadtoe-
stand van de accu automatisch herkend en wordt afhankelijk
van accutemperatuur en -spanning de optimale laadstroom
gekozen.
Daardoor wordt de accu ontzien en blijft, bewaard in het op-
laadapparaat, altijd volledig opgeladen.
Betekenis van de indicatie-elementen (AL 1810)
Knipperende accu-oplaadaanduiding
Het opladen wordt door knipperen van de ac-
cu-oplaadaanduiding gesignaleerd.
Permanent branden accu-oplaadaanduiding
Het permanent branden van de accu-oplaad-
aanduiding signaleert dat de accu volledig op-
geladen is of dat de temperatuur van de accu
zich buiten het toegestane oplaadtemperatuur-
bereik bevindt en daarom niet kan worden opgeladen. Zodra
de temperatuur binnen het toegestane temperatuurbereik
ligt, wordt de accu opgeladen.
Zonder ingestoken accu signaleert het permanent branden
van de accu-oplaadaanduiding dat de netstekker in het stop-
contact is gestoken en het oplaadapparaat gereed is voor ge-
bruik.
F 016 L81 984 | (27.02.2020)
Montage
Muur- of regentonhouder bevestigen (zie
afbeelding B)
Bevestig de muurhouder (10) naast de regenton. Let erop
dat de afstand tot de regenton beperkt is vanwege de lengte
van de aansluitkabel.
De afstand tot de regenton plus de hoogte van de regenton
mag niet groter zijn dan de lengte van de aansluitkabel.
Gebruik bij montage op de muur de geleidingsgaten om de
positie van de schroeven op de muur aan te tekenen.
Wanneer montage op de muur niet mogelijk is, kan de mee-
geleverde regentonhouder (8) op de rand van de regenton
worden bevestigd.
OPMERKING: De bedieningseenheid wordt bij verhoogde
temperatuur door middel van een thermische schakelaar uit-
geschakeld. De houder voor de bedieningseenheid moet
daarom beslist op een plaats in de schaduw worden gemon-
teerd.
Bedieningseenheid inzetten (zie afbeelding C)
Verwijder in het geval van de muurhouder de borg-
schroef (9) uit de houder, hang de bedieningseenheid (6)
boven in de muurhouder en bevestig deze onder met de
borgschroef (9).
Als u de regentonhouder gebruikt, klikt u de bedieningseen-
heid op de houder vast.
Bepaling van de vereiste lengte van kabel en
verbindingsslang (zie afbeelding D)
Opmerking: Plaats de pomp ca. 50 mm boven de bodem van
de regenton. Bezinksel op de bodem kan de pomp beschadi-
gen.
Meet hoogte H en diameter D van de regenton en de afstand
van de montageplaats tot de bedieningseenheid E.
De lengte L
van de kabel wordt als volgt berekend:
1
H + D + E – 250 mm
De lengte L
van de verbindingsslang wordt als volgt bere-
2
kend:
H – 130 mm
Kabel opwikkelen en verbindingsslang afkorten
(zie afbeelding E)
Wikkel de overtollige kabel om de pomp (18) en bevestig de-
ze aan de aanwezige kabelklem (16).
Maak de slangbeluchter (12) met de verbindingsslang los uit
de bevestiging op de slangvoering (11).
Knip de verbindingsslang af op maat L
sluiting met slangbeluchter (12) weer op de resterende ver-
bindingsslang.
Zet de slangbeluchter (12) met de verbindingsslang in de
bevestiging op de slangvoering (11).
U kunt ook afzien van het inkorten van de verbindingsslang
en de verbindingsslang laten uitsteken. Let er echter op dat
en monteer de aan-
2
Bosch Power Tools