5.3.4 Reinig het stroomaggregaat en zijn opvangbak
De binnenkant en de buitenkant van het stroomaggregaat moeten regelmatig gereinigd worden. Reinig het stroomaggregaat als het in een beboste
omgeving of een corrosieve atmosfeer staat of als het vuil is geworden door stof of organische materialen (rottende bladeren, mos, uitwerpselen, enz.).
Een te hoog peil in de opvangbak kan het stroomaggregaat onherstelbaar beschadigen: controleer voor elke
start of er geen vloeistof in is en reinig de bak zo vaak als nodig is.
Spuit het stroomaggregaat nooit schoon met een hogedrukreiniger.
Breng een roestbeschermend middel aan op de beschadigde delen, diepe krassen moeten worden gerepareerd
LET OP
(neem contact op met de dichtstbijzijnde agent).
1.
Was de buitenkant van het stroomaggregaat met water met mild schoonmaakmiddel (bijvoorbeeld autoshampoo).*
2.
Spoel met schoon water elk spoor van schoonmaakmiddel weg.
3.
Open het dak (A17) en de toegangsdeur van het stroomaggregaat (A18).
4.
Controleer of er zich geen vloeistof of vuil in de opvangbak (A5) bevindt: pomp, indien nodig de vloeistof in een geschikte bak.
De in de opvangbak aanwezige vloeistof (regenwater, motorolie of brandstof) moet gerecycled of onschadelijk gemaakt
worden volgens de plaatselijk geldende wetgeving.
5.
Sluit het dak en de toegangsdeur van het stroomaggregaat.
* Voor het reinigen buitenkant, kan ook zeepsop gebruikt worden waarna afgedroogd moet worden met een zachte en
absorberende doek. Hardnekkige vlekken en vuil kunnen worden verwijderd met een geschikt oplosmiddel (white spirit of
gelijkwaardig) en afgedroogd worden met een zachte en absorberende doek.
6 Vervoer en opslag van het stroomaggregaat
6.1
Omstandigheden van vervoer en verplaatsing
Controleer voor het vervoeren van de stroomaggregaat, of alle bouten en moeren goed vastzitten, sluit de brandstofkraan (indien
aanwezig) en maak de accu los (indien aanwezig). Het stroomaggregaat moet vervoerd worden in zijn normale gebruiksstand, leg
het nooit op zijn kant. Behandel het aggregaat voorzichtig en zonder schokken en zorg ervoor dat de plaats waar het aggregaat zal
worden opgeslagen of gebruikt op voorhand is klaargemaakt.
6.2
Omstandigheden van de opslag
1.
Sluit de brandstofkraan (A4).
2.
Laat de brandstoftank geheel leeglopen in een passende bak.
a)
Maak de brandstofleiding voor het brandstoffilter (A16-C1) los.
b)
Open de brandstofkraan.
c)
Sluit na het aftappen de leiding van het brandstoffilter weer aan.
3.
Start het stroomaggregaat en laat het draaien tot het door brandstofgebrek stilvalt.
4.
Vervang het brandstoffilter (cf. § Vervangen van het brandstoffilter) en sluit daarna de brandstofkraan.
5.
Stroomaggregaat nog lauwwarm, ververs de motorolie (cf. § Oliefilter vervangen en olie verversen).
6.
Reinig of vervang het luchtfilter (cf. § De goede staat van het luchtfilter controleren).
7.
Maak de accu los.
8.
Reinig de buitenkant van het stroomaggregaat. Breng een roestwerend middel aan op de beschadigde delen, en bedek
het aggregaat met een beschermingshoes om het tegen stof te beschermen.
9.
Bewaar het aggregaat op een schone en droge plaats.
Deze procedure voor de opslag of het overwinteren geldt voor het geval dat het stroomaggregaat meer dan 6 maanden en
maximaal 1 jaar niet wordt gebruikt. Als het stroomaggregaat voor een langere periode wordt opgeslagen, adviseren wij contact op
te nemen met de dichtstbijzijnde agent of om het stroomaggregaat eens per jaar gedurende enkele uren te laten draaien en na
afloop daarvan de opslagprocedure weer uit te voeren.
7 Oplossen van kleine storingen
7.1
Storingen en alarmen van de APM202
Kleur van
Pictogrammen
de LED
Rood
Rood
knipperend
Rood
Rood
Rood
Rood
Groen
knipperend
Type storing
Overtoeren
Ondertoeren
Niet starten
Oliedruk of laag oliepeil
Accu of alternator
Temperatuur motor
Choke of
voorverwarmingsbougie
Probleem
Stoppen: toerental van het
stroomaggregaat te hoog
Stoppen: toerental van het
stroomaggregaat te laag
3 of 6 mislukte startpogingen
(afhankelijk van het motortype)
achter elkaar
Soppen: oliedruk incorrect of laag
oliepeil
Probleem met de laadopbrengst
van de alternator of accu zwak
Stoppen: temperatuur van de
motor niet normaal
Geen probleem: programma van
de choke of van de
voorverwarmingsbougie
Mogelijke oplossing
Raadpleeg een van onze agenten.
Raadpleeg een van onze agenten.
Controleer of het starten conform
de voorschriften van deze
handleiding uitgevoerd is.
Het peil van de motorolie
controleren en bijvullen.
Raadpleeg een van onze agenten.
Laat het stroomaggregaat afkoelen
en controleer het luchtfilter en de
ventilatieopeningen van de kap.
-