Descargar Imprimir esta página

Tabla De Contenido; Aanduiding Weertendens - TFA Dostmann GAIA Instrucciones De Uso

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 26
TFA_No_35.1083_Anleitung
GAIA
- Radiografisch weerstation
Drukt u op de "SET" toets terwijl de maximumwaarde
verschijnt, wordt de maximumwaarde door de actuele waarde
vervangen.
• Vochtigheid binnenlucht
• Binnentemperatuur
• Vochtigheid buitenlucht
• Buitentemperatuur
• Dauwpunt
• Luchtdruk
Is de normaalmodus actief, druk dan twee keer op de "MIN/MAX"
toets om de minimummodus op te roepen.
Met de "+" toets kunt u van de volgende parameters de laagste
waarden met datum en tijd van registratie op het scherm oproe-
pen. Drukt u op de "SET" toets terwijl de minimumwaarde
verschijnt, wordt de minimumwaarde door de actuele waarde
vervangen:
• Vochtigheid binnenlucht
• Binnentemperatuur
• Vochtigheid buitenlucht
• Buitentemperatuur
• Dauwpunt
• Luchtdruk
4.4 Weersvoorspelling
zonnig
halfbewolkt
Het radiografisch weerstation gebruikt 4 verschillende weersym-
bolen (zonnig, halfbewolkt, bewolkt, regen).
De weersymbolen tonen een weersverbetering of -verslechtering
uitgaande van de heersende weersomstandigheden, wat nochtans
niet met het weer van het weersymbool hoeft overeen te stemmen.

4.4.1 Aanduiding weertendens

De weertendenspijlen bevinden zich tussen de weersymbolen en
geven aan of de luchtdruk momenteel stijgt of daalt. Een pijl naar
rechts betekent, dat de luchtdruk stijgt en beter weer te verwach-
ten is. Een pijl naar links betekent, dat de luchtdruk daalt en
slechter weer te verwachten is.
De weersymbolen veranderen in functie van de actuele relatieve
luchtdruk en van de veranderingen tijdens de laatste 12 uren.
46
08.09.2008
12:15 Uhr
Seite 24
bewolkt
regen
(Schwarz/Process Black Auszug)
GAIA
- Radiografisch weerstation
De tendenspijlen knipperen wanneer het weer verandert. De ten-
denspijlen blijven onveranderd op het scherm staan wanneer de
weersomstandigheden gedurende 3 uren stabiel gebleven zijn.
Opmerking bij de gevoeligheidswaarden van de weersymbolen:
U kunt de drempelwaarde voor het aanduiden van een weers-
verandering zelf bepalen door een luchtdrukverandering tussen
2 - 4 hPa in te stellen (standaard 3 hPa). Kiest u bijvoorbeeld
4 hPa, wordt een weersverandering pas zichtbaar na een lucht-
drukdaling of -stijging met meer of minder dan 4 hPa. In gebie-
den met veelvuldige luchtdrukveranderingen dient de drempel-
waarde hoger te worden ingesteld dan in gebieden met stabiele
luchtdruksituatie.
4.4.2 Stormwaarschuwing
U kunt de drempelwaarde voor een stormwaar-
schuwing zelf tussen 5 - 9 hPa instellen.
De stormmelder wordt actief zodra de luchtdruk
binnen de 3 uren onder de ingestelde drempel-
waarde valt (standaardwaarde 6 hPa): het regensymbool en de
tendenspijlen knipperen gedurende drie uur.
4.5 Alarmmodus
U kunt het weerstation zo instellen, dat een alarm afgaat wan-
neer bepaalde weersomstandigheden optreden. Hiervoor kunt u
voor veel parameters een bovenste en onderste grenswaarde
invoeren die niet over- of onderschreden mag worden.
Is de normaalmodus actief, druk dan op de "ALM" toets om de
invoermodus voor de bovenste grenswaarde op te roepen.
Druk nu op de "SET" toets om de volgende parameters te kiezen.
De bovenste grenswaarde voert u met de "+" of "MIN/MAX"
toets in. Houd in de instelmodus de toetsen ingedrukt om de ver-
snelde weergavemodus te activeren.
Het bijhorend alarm activeert en deactiveert u met de „ALM"
toets. Naast de overeenkomstige waarde op het scherm ver-
schijnen of verdwijnen "HI AL" en een alarmsymbool.
Is de normaalmodus actief, druk dan twee keer op de "ALM" toets
om de invoermodus voor de onderste grenswaarde op te roepen.
Druk nu op de "SET" toets om de volgende parameters te kiezen.
De onderste grenswaarde voert u met de "+" of "MIN/MAX" toets
in. Houd in de instelmodus de toetsen ingedrukt om de versnelde
weergavemodus te activeren. Het bijhorend alarm activeert en
47

Publicidad

loading

Este manual también es adecuado para:

35.1083