Luchtfi lter (Afb. 32)
Het luchtfi lter (37) en de reinigingsspons (36), (38) moeten
regelmatig vrijgemaakt worden van stof en vuil om te voorkomen dat:
○ de carburateur storingen gaat vertonen.
○ de motor slecht start.
○ de motor minder vermogen levert.
○ de onderdelen van de motor onnodig slijten.
○ het brandstofverbruik abnormaal hoog wordt.
Maak het luchtfi lter elke dag of nog vaker schoon als u in een stoffi ge
omgeving werkt.
Schoonmaken van het luchtfi lter
Verwijder het deksel van het luchtfi lter (35) en de reinigingsspons
(36). Draai het luchtfi lter (37) 20° naar links en verwijder het.
Verwijder vervolgens de reinigingsspons (38).
Was alles in warm sop. Controleer of het fi lter goed droog is voor
u het terugzet. Een luchtfi lter dat geruime tijd gebruikt is kan niet
meestal meer helemaal schoongemaakt worden. Het luchtfi lter
moet daarom regelmatig vervangen worden door een nieuw. Een
beschadigd of kapot fi lter moet onmiddellijk vervangen worden.
Bougie (Afb. 33)
De toestand van de bougie ondervindt negatieve invloed van:
○ een verkeerde instelling van de carburateur.
○ een verkeerde mengsmering (teveel olie in de benzine).
○ een vuil luchtfi lter.
○ zware werkomstandigheden (bijv. kou).
Deze factoren veroorzaken afzettingen op de elektroden van de
bougie, wat kan leiden tot storingen en startproblemen. Als de
motor vermogen tekort komt, moeilijk start of slecht stationair loopt,
controleer dan eerst de bougie. Als de bougie vuil is, maak hem dan
schoon en controleer de afstand tussen de elektroden. Corrigeer
de afstand indien nodig. De juiste afstand is 0,6 mm. De bougie
moet elke 100 bedrijfsuren vervangen worden, of eerder, als de
elektroden weggevreten zijn.
OPMERKING
In sommige gebieden is een bougie met weerstand vereist om de
machine te ontstoren. Als deze machine oorspronkelijk voorzien
was van een bougie met ingebouwde ontstoringsweerstand, dient
u ter vervanging gebruik te maken van hetzelfde type bougie.
Smeerpunt (Afb. 34)
Maak het smeerpunt voor de kettingsmering (39) zo vaak mogelijk
schoon.
Zwaard (Afb. 35)
Voor u de machine gaat gebruiken, moet u de groef en het smeerpunt
(40) in het zwaard schoonmaken met het speciale, los verkrijgbare,
gereedschap.
Zijkant behuizing (Afb. 36)
Houd de zijkant van de behuizing en de aandrijving vrij van zaagsel
en vuil. Breng regelmatig olie of vet aan om corrosie te voorkomen,
aangezien sommige bomen een relatief hoge zuurgraad hebben.
Brandstoffi lter (Afb. 37)
Verwijder het brandstoffi lter van de brandstoftank en was het
zorgvuldig in een oplosmiddel of schone benzine. Druk het fi lter
daarna weer volledig terug in de tank.
OPMERKING
Vervang het fi lter als het na verloop van tijd hard geworden is
door stof en vuil.
Kettingsmeringfi lter (Afb. 38)
Verwijder het fi lter en was het zorgvuldig in een oplosmiddel of
schone benzine.
Daarna duwt u het fi lter volledig in de tank.
OPMERKING
Is het fi lter hard geworden door stof en vuil, dan moet het
vervangen worden.
Voor langdurige opslag
Tap alle brandstof uit de tank af. Start de motor en laat deze lopen
tot hij vanzelf stopt. Repareer eventuele beschadigingen. Maak de
machine schoon met een schone doek, of met perslucht. Doe een
paar druppels tweetaktolie in de cilinder via het bougiegat en laat de
zuiger een paar keer op en neer gaan om de olie goed te verdelen.
Dek de machine af en bewaar hem op een droge plek.
SLIJPEN VAN DE ZAAGKETTING
Onderdelen van een zaagschakel (Afb.39, 40)
WAARSCHUWING
○ Gebruik handschoenen bij het slijpen van de ketting.
○ Rond de voorste rand af om het risico op terugslag of breken van
de kettinggeleiders te verkleinen.
41. Bovenste plaat
42. Werkhoek
43. Zijplaat
44. Geul
45. Hiel
46. Chassis
47. Gat klinknagel
48. Teen
49. Dieptestellernok
50. Correcte hoek op bovenste plaat (hoek afhankelijk van type
ketting)
51. Iets vooruitstekende "haak" of punt (curve bij een non-beitel
ketting)
52. Hoogste punt van dieptestellernok op juiste hoogte onder de
bovenste plaat
53. Voorzijde dieptestellernok afgerond
LAGER STELLEN DIEPTESTELLERNOKKEN MET EEN VIJL
1) Als u een vijlhouder gebruikt om de zaagschakels te vijlen, kunt
u de diepte controleren en verlagen.
2) Controleer de instelling van de dieptestellernokken elke derde
slijpbeurt.
3) Plaats de dieptemal op de zaagschakel. Als de dieptestellernok
uitsteekt, vijl deze dan terug tot hij weer gelijk ligt met de
bovenkant van de mal. Vijl altijd van de binnenzijde van de
ketting naar buiten. (Afb. 41)
4) Rond de voorste hoek af om de oorspronkelijke vorm van de
dieptestellernok na gebruik van de mal te herstellen. Houd u
aan de aanbevolen waarden voor de diepte zoals vermeld in
de gebruiksaanwijzing of onderhoudshandleiding van uw zaag.
(Afb. 42)
ALGEMENE
AANWIJZINGEN
ZAAGSCHAKELS
Vijl (54) de zaagschakels aan de ene kant van de ketting van binnen
naar buiten. Vijl alleen in voorwaartse richting, niet heen en weer.
(Afb. 43)
5) Zorg ervoor dat alle zaagschakels even lang zijn. (Afb. 44)
6) Vijl voldoende weg om beschadigingen van de snede (zijplaat
(55) en bovenste plaat (56)) van de zaagschakel te verwijderen.
(Afb. 45)
SLIJPHOEKEN VOOR HET SLIJPEN VAN DE ZAAGKETTING
1. Onderdeelnummer
2. Steek
3. Instelling dieptestellernok
4. Vijlhoek zijplaat
5. Hoek bovenste plaat
6. Vijlhoek
Onderhoudsschema
Hieronder treft u nog enkele algemene onderhoudsinstructies aan.
Neem voor verdere informatie contact op met een offi cieel HiKOKI
servicecentrum.
Inspectie en onderhoud voor gebruik
○ Controleer of de trillingsvrije rubberdelen intact zijn en dat de
bevestiging niet loszit of beschadigd is.
○ Controleer of er geen schade is in de trillingsvrije veren en dat de
bevestiging niet loszit of beschadigd is.
○ Controleer of er geen schade of vervorming is in het voorste en
achterste handvat.
Nederlands
VOOR
HET
VIJLEN
VAN
91PX/91VG
3/8"
0,025"
80°
30°
90°
52