11. Zet een geschikte sapkan onder de tuit aan het apparaat.
12. Controleer of de schakelaar van het apparaat op „0" staat.
13. Sluit het apparaat m.b.v. de aansluitkabel op het stroomnet aan (wissel-
stroom, 220–240 V~, 50/60 Hz).
FRUIT EN GROENTE VOORBEREIDEN
1.
Gebruik zo mogelijk uitsluitend vers fruit en verse groente.
2.
Was het fruit resp. de groente grondig en droog het goed af.
3.
Als u vruchten met een harde schil wilt verwerken, moet u deze van tevoren
schillen. Dit geldt bijvoorbeeld voor ananas.
4.
Vruchten met een schil die niet eetbaar is, zoals bijv. de schil van citrus-
vruchten, moeten ook van tevoren geschild worden.
5.
Wij raden u aan om geen bananen te persen, omdat deze vruchten heel
slecht in een sapcentrifuge verwerkt kunnen worden.
6.
Als u sinaasappels in de sapcentrifuge verwerkt, krijgt u een schuimig sap.
Schil de sinaasappels a.u.b. eerst, voordat u ze in de sapcentrifuge stopt,
omdat het sap anders bitter kan worden.
7.
Als u bessen wilt verwerken tot bessensap, voeg dan a.u.b. voor ca. 200 g
bessen ¼ appel met schil eraan toe.
8.
Verwijder eventuele grote pitten (zoals bijv. van kersen en pruimen) en ook
bladeren of stengels. Druiven en aalbessen hoeven niet van pitten ontdaan
te worden. Aalbessen kunt u met stengel en al uitpersen.
9.
Snijd het fruit of de groente in stukken, zodat ze in de vulbuis passen. Door
de grote vulopening is het mogelijk om tamelijk grote stukken in het appa-
raat te doen.
SAP MAKEN
1.
Bereid het apparaat voor zoals beschreven in het hoofdstuk „In gebruik
nemen".
2.
Neem de stamper uit de vulopening.
3.
Stel aan de schakelaar de gewenste snelheid in:
Trap 1 voor zacht fruit en zachte groente, zoals druiven, meloenen, peren
of komkommers.
Trap 2 voor hard fruit en harde groente, zoals wortelen of appels.
50
Copyright UNOLD AG | www.unold.de