NL
Veiligheidsinformatie
Alle ventilatoren zijn bedoeld voor het transporteren van
lucht in luchtbehandelingsystemen. Ze zijn bedoeld om in te
bouwen in machines of kanalensystemen of nadat er een
beschermrooster is geplaatst. (SS-EN 294). Er mogen geen
bewegende delen bereikbaar zijn na installatie. De
ventilatoren mogen niet worden gebruikt in
explosiegevaarlijke omgevingen of worden aangesloten op
rookkanalen. De ventilatoren mogen niet buiten worden
geïnstalleerd (met uitzondering van dakventilatoren).
Veiligheidsaccessoires (b.v. motorbeveiliging,
beschermrooster) mag niet worden gedemonteerd,
uitgesloten of buiten werking gesteld worden. LET OP Voor
de service en onderhoud, schakel de ventilator uit (dmv een
schakelaar die alle polen uitschakelt) en verzeker u ervan
dat de waaier stilstaat. LET OP De ventilatoren kan scherpe
randen en hoeken hebben die verwondingen kunnen
veroorzaken. LET OP Wees voorzichtig bij het openen van
de service klep van de ventilatoren (swing out), de op de
klep gemonteerde motor en waaier is relatief zwaar.
Transport en opslag
Alle ventilatoren worden in de fabriek zodanig verpakt dat
zij normale transporthandelingen zonder problemen
doorstaan. Wanneer de goederen opgehesen moeten
worden dienen geschikte hijsmaterialen gebruikt te worden
om te voorkomen dat de ventilatoren beschadigen of
mensen gewond raken. Hijs de ventilatoren nooit op aan
het aansluitsnoer, aansluitdoos, waaier of inlaatconus.
Voorkom stoot- of schokbelastingen. De ventilatoren
moeten opgeslagen worden in een droge ruimte,
beschermd tegen de weersomstandigheden en vuil tot aan
het installeren.
Installatie
Kijk naar de veiligheidsinformatie hierboven. Het installeren,
elektrisch aansluiten en het in bedrijf stellen mogen alleen
verricht worden door terzake deskundig personeel en in
overeenstemming met de voor het installeren geldende
installatie-eisen. Elektrische aansluiting moet plaatsvinden
conform het aansluitschema in de aansluitdoos, merktekens
op het aansluitblok of aan de kabel. Alle 3-fasen
ventilatoren worden vanaf de fabriek geleverd met een
aansluiting 400 volt, 3~. LET OP: Gebruik geen metalen
wartels in combinatie met plastic aansluitdozen. Sluit niet
gebruikte openingen in de aansluitdoos met een blindplug
af. Ventilatoren met een naar buiten uitgevoerd
thermocontact, moeten altijd aangesloten worden op een
motorbeveiligingsschakelaar. Monteer de ventilatoren in de
richting van de luchtstroom (zie richtings- of rotatiepijl). De
ventilatoren moeten zo geïnstalleerd worden dat trillingen
niet overgedragen worden aan het kanalensysteem of
montageframe (geschikte accessoires zoals klembanden en
trillingsdempers zijn beschikbaar). Overtuigt u ervan dat de
montage van de ventilatoren stevig en stabiel is. De
ventilatoren kunnen in elke richting worden gemonteerd
tenzij anders vermeld.
De kleine uitvoeringen van de TLP van 125 t/m 200, kunnen
ondersteboven worden gemonteerd achter verlaagde
plafonds. In dat geval moet de verwarming zo worden
gedraaid dat de aansluitdoos met de
oververhittingsbeveiliging naar boven of naar de zijkant is
gericht.
NB De TLP 315 kan niet ondersteboven worden
gemonteerd De ventilatoren moeten zodanig gemonteerd
worden dat service en onderhoud eenvoudig en veilig
uitgevoerd kunnen worden. Storend geluid kan voorkomen
worden door het installeren van een geluiddemper
(beschikbaar accessoire).
Bij frequentieregeling moet en elke pool een filter worden
gemonteerd tussen de motor en de frequentieregelaar
(versie alle polen: fase op fase, fase op aarde). De
ventilatoren zijn bedoeld voor continu gebruik binnen de
gestelde temperatuurrange.
Werking
Voor het eerste gebruik dient u de volgende zaken te
controleren:
- Is de elektrische aansluiting juist en volledig uitgevoerd.
- Is het thermocontact op een motorbeveiligingsschakelaar
aangesloten.
- Zijn voor zover van toepassing beschermtroosters
geplaatst.
- Zijn overblijvende installatiematerialen en andere vreemde
materialen van de ventilator verwijderd.
Controleer het volgende bij de inbedrijfstelling:
- Corresponderen de aansluitgegevens met de specificatie
op het typeplaatje. Maximum spanning +6%, -10% volgens
IEC 38. De werkelijke stroomsterkte mag bij de op het
typeplaatje vermelde spanning niet hoger zijn dan de
vermelde stroomsterkte +5%. LET OP Wanneer
toerenregeling plaatsvindt d.m.v. spanningsverlaging, kan
de motorstroom bij een lagere spanning boven de stroom
op het typeplaatje stijgen. In dat geval worden de
motorwikkelingen beschermd door het thermocontact.
De minimum statische druk moet in acht genomen worden.
- Gecontroleerd moet worden of het thermocontact werkt.
- De draairichting moet overeenkomen met de richting van
de rotatiepijl (3 fasen).
- De motor moet gelijkmatig lopen (geen abnormale
geluiden).
Onderhoud, service en reparatie
Voordat onderhoud, service en reparatie verricht wordt,
overtuig u ervan dat:
• De spanning is onderbroken (onderbreking van alle polen)
• De ventilator tot complete stilstand is gekomen.
• Denk aan veiligheidsmaatregelen voor het personeel.
De ventilator moet, indien nodig, schoongemaakt worden
(tenminste een maal per jaar) om onbalans en onnodige
beschadiging van de lagers te voorkomen. Een filter
verlengt de tijdsinterval tussen de reinigingen van de
ventilator. De ventilatorlagers zijn onderhoudsvrij en moeten
alleen vervangen worden als zij beschadigd zijn. Gebruik
geen hogedruk reiniger om de ventilator schoon te maken.
Overtuig u ervan dat de balanceergewichten op het
ventilatorwiel niet verschuiven of dat het ventilatorwiel
vervormt. Schenk aandacht aan abnormaal geluid tijdens
bedrijf.
Reseten van de thermische contacten
Automatische thermische beveiligingen resetten zichzelf nadat
de motor is afgekoeld. (TW) Handmatige thermische contacten
(TB) worden gereset door met een puntig voorwerp een op een
knop op de motor te drukken (de uitblaaszijde van de
ventilator) of door een gat in de afscherming. Handmatige
23