Instelmodus
Instelling van de begrenzer
Modulerende brander (AGP)
Parameter
Filt
Instelling van de constante van de numerieke filter
OFFS
Offset van de metingen
Pb
Proportionele band
rSEt
Waarde van de integraal
rAtE
Waarde van de tijd van de afgeleide
SPhi
Instelling bovenlimiet van de regelwaarde
SPLo
Instelling onderlimiet van de regelwaarde
tr
Instelling van de openingstijd van de servomotor
ton
Instelling van de tijd van de minimale impuls van de
motor
d_A1
Instelling van de drempel onderbreking / regelwaarde.
d_A2
Instelling van de drempel heractivering / regelwaarde.
LAEn
Activeert / deactiveert het alarm van de lus.
APt
Activering / deactivering van de AUTO-voorinstelling.
PoEn
Activering / deactivering van de manuele regeling.
rPEn
Activering / deactivering van de flank van de
regelwaarde
SPSt
Strategie regelwaarde
Loc
Definieert de 4-cijfercode om toegang te krijgen tot de
instelling
SP
Instelwaarde
rp
Maakt het mogelijk de waarde in te stellen van de
helling van de regelwaardeflank
Instelmodus :
• De regelaar onder spanning zetten.
De bovenste uitlezing moet de gemeten
temperatuur aangeven.
De onderste uitlezing geeft de
regelwaarde aan die in het geheugen is
opgeslagen.
Om over te gaan naar de instelmodus :
• Tegelijkertijd de toetsen o en q
indrukken.
De uitlezing ziet er als volgt :
0
ULoc
De regelaar vereist een wachtwoord
(ULoc) om naar de instelmodus over te
gaan :
24
Beschrijving
• De toetsen o of p gebruiken om de
bovenaan uitgelezen waarde te
verhogen of te verlagen.
Standaardwaarde om naar de
instelmodus over te gaan: 10.
• Wanneer de gewenste waarde
verschijnt, op de toets q drukken om
de keuze te bevestigen.
Als de opgegeven waarde onjuist is,
keert de regelaar terug naar de
uitgangsuitlezing.
Als de opgegeven waarde juist is, geeft
de regelaar de eerste parameter weer
(benaming : Filt) in de instelmodus.
Om parameters in de instelmodus te
wijzigen :
• De toets q gebruiken om naar de
volgende parameter over te gaan.
• Zodra u de gewenste parameter
bereikt, de toetsen o of p gebruiken
om de parameterwaarde te verhogen
of te verlagen.
• Op de toets n drukken om de gekozen
waarde op te slaan.
05/2005 - Art. Nr. 13 008 892B
Functie
Maakt het mogelijk de invloed van parasieten op de
metingen te verminderen. Niet veranderen want
daardoor kan de kwaliteit van de regeling in het
gedrang komen.
Maakt het mogelijk de uitlezing te veranderen voor de
waarde van de gemeten temperatuur.
Deze waarde verhogen in het geval van een belasting
met lage inertie.
Deze waarde verlagen in het geval van een belasting
met lage inertie.
Opgelet: een te hoge waarde maakt het systeem
instabiel. Deze waarde verhogen in het geval van een
belasting met kleine inertie.
Definieert het type van de uitlezing.
Instelling van de begrenzer :
Dit gebeurt met behulp van parameters
d_A1 en d_A2.
De parameter d_A2 maakt het mogelijk
de hysterese in de stellen (en daardoor
de waarde waarbij de begrenzer de
brander stillegt).
De parameter d_A1 betreft de drempel
voor het opnieuw starten van de
brander nadat een stilstand werd
veroorzaakt door de begrenzer.
Voorbeeld: als d_A1 = 5, d_A2 = 0 en
SP = 60 dan wordt de begrenzer
geactiveerd bij een temperatuur van 65°C.
De brander treedt opnieuw in werking
wanneer de temperatuur op 60°C zakt.
Opmerking :
d_A2 niet < 0 afstellen.
Om de instelmodus te verlaten :
• Door de parameters bladeren tot u
• Vervolgens tegelijkertijd op de
Progr. waarde
een uitlezing vindt die gelijk is met die
van het opstarten (met de waarde van
de temperatuur en de instelwaarde).
toetsen o en q drukken om de
instelmodus te verlaten en naar de
oorspronkelijke uitlezing terug te keren.
0,0
0
1,5
1,20
0
95
40
0,15
0,5
5
0
0
0
0
0
1
10
60