NEDERLANDS
• Repareer het apparaat niet, haal het niet uit
elkaar en verander het apparaat niet.
Anders kan dit brand of elektrische schokken
tot gevolg hebben.
• Plaats het apparaat niet in de buurt van
warmtebronnen (zoals kachels, luchtverhitters,
etc.). De plastic onderdelen kunnen anders
smelten, met brand als gevolg.
• Verwijder condenswater. Gebruik of drink
het condenswater niet. Het kan schadelijk
zijn voor de gezondheid of anderszins schade
veroorzaken.
• Het apparaat mag niet worden afgedekt met
stof, kleding, gordijnen e.d. De luchtstroom
moet ongehinderd mogelijk blijven.
Bij slechte ventilatie kan warmteontwikkeling
plaatsvinden en zelfs brand ontstaan.
• Gebruik het apparaat niet op plaatsen
waar met chemicaliën wordt gewerkt.
Door chemicaliën en in de lucht opgeloste
oplosmiddelen kan schade aan het apparaat
ontstaan. De watertank kan gaan lekken, met
materiële schade als gevolg.
• Gebruik het apparaat niet op plaatsen waar
olie of brandbaar gas kan vrijkomen.
ONDERDELEN
(Zie pagina 4)
1 Luchtuitlaatopening
2 Bedieningspaneel
3 Transportgreep
4 Luchtfilter
5 Luchtinlaatopening
6 Watertank, circa 3 liter
7 Opening voor waterafvoerslang
8 Vlotter
9 Slang voor continu-afvoer
10 Netsnoer
72
BEDIENINGSPANEEL
a Aan/uit-knop
b Timerknop
c Humidistaatknop
d Knop continu-afvoer
E Indicator 'automatisch ontdooien'
f Indicator 'volle tank'
g Indicator timerinstellingen
h Digitaal display van humidistaat
i Indicator continumodus
EERSTE GEBRUIK
• Lees eerst alle instructies voordat u de ontvochtiger in gebruik neemt.
• Haal de ontvochtiger uit de verpakking. Breng alle
verpakkingsmaterialen naar een inzamelpunt voor recycling.
• Plaats de ontvochtiger op een solide, horizontaal en waterdicht
oppervlak. Water kan meubels en vloerbedekkingen beschadigen
en brand of elektrische schokken tot gevolg hebben. Zorg ervoor
dat de ontvochtiger stevig op zijn plaats staat, zodat deze niet kan
kantelen of vallen.
BEDIENINGSINSTRUCTIES
DE ONTVOCHTIGER PLAATSEN
• Vocht verplaatst zich op dezelfde wijze in de lucht zoals andere
geuren. Omdat vocht met de luchtstroom mee beweegt,
moet u de ontvochtiger op een punt plaatsen waar de meeste
lucht kan worden aangetrokken. U vergroot de efficiëntie door
de ontvochtiger ergens te plaatsen waar deze vanuit alle
richtingen het meeste vocht kan aantrekken en de lucht
in de gehele ruimte kan circuleren.
• Zorg er bij plaatsing van de ontvochtiger voor dat deze op een vlak
en horizontaal oppervlak staat. De ontvochtiger gaat mogelijk
trillen of minder goed werken als het oppervlak niet horizontaal is.
• De ontvochtiger is uitgerust met wieltjes zodat deze gemakkelijk
kan worden verplaatst. Als u de ontvochtiger wilt verplaatsen,
zorg er dan eerst voor dat deze is uitgeschakeld en de watertank
wordt geleegd.
• Gebruik geen verlengsnoeren of adapters om dit apparaat aan
te sluiten. Zorg ervoor dat de ontvochtiger in de buurt staat van
een stopcontact in de muur.
WERKZAAMHEDEN
• Druk op de aan/uit-knop
(a) om het apparaat in te schakelen.
Het digitale display en de indicator voor de continumodus gaan
aan. Na 5 seconden verschijnt op het display de gemeten relatieve
vochtigheid in de ruimte.
Opmerking: als de indicatie [LO] verschijnt, dan is de gedetecteerde
omgevingsvochtigheid lager dan 35%. Als de indicatie [HI] verschijnt,
dan is de gedetecteerde omgevingsvochtigheid hoger dan 90%.
DE UNIT KAN OP TWEE MANIEREN WERKEN
Continumodus - Het apparaat werkt steeds door, onafhankelijk
van de vochtigheid in de ruimte.
Humidistaat - Het apparaat blijft doorwerken tot de gewenste
vochtigheid is bereikt.
Bij beide werkwijzen kan de timer worden gebruikt.
CONTINUMODUS
Het apparaat staat standaard ingesteld op de continumodus.
Het apparaat werkt dan steeds door, ongeacht de vochtigheid
in de omgeving.
In de continumodus kan de timer worden ingesteld. Hiertoe drukt
u herhaald op de timerknop om het gewenste aantal uren in te
stellen. Als de ingestelde tijd verlopen is, schakelt het apparaat
zichzelf automatisch uit. Om de timerfunctie uit te schakelen drukt
u meermaals op de timerknop
, totdat de 3 leds
,
allemaal uit zijn.
U kunt de continumodus uitzetten en de humidistaat inschakelen
door de betreffende knop
in te drukken.
Om weer terug te gaan naar de continumodus, drukt u op de knop
Let op: bij uitschakeling van het apparaat worden
de gebruikersinstellingen niet onthouden.
HUMIDISTAAT
Het apparaat blijft doorwerken tot de gewenste vochtigheid
is bereikt. Is die bereikt, dan stopt de compressor automatisch,
maar de ventilator blijft doorlopen. Kies de gewenste relatieve
vochtigheid door de toets
in te drukken tot het gewenste
percentage (80, 70, 60, 50 of 40%) op het display verschijnt.
Na 5 seconden toont het display de huidige relatieve vochtigheid.
Bij gebruik van de humidistaat kan de timer worden ingesteld.
Hiertoe drukt u herhaald op de timerknop om het gewenste aantal
uren in te stellen. Als de ingestelde tijd verlopen is, schakelt
het apparaat zichzelf automatisch uit. Om de timerfunctie uit
te schakelen drukt u meermaals op de timerknop
, totdat
de 3 leds
,
,
allemaal uit zijn.
U kunt de continumodus uitzetten en de humidistaat inschakelen
door de betreffende knop
in te drukken.
Om weer terug te gaan naar de continumodus, drukt u op de knop
Let op: bij gebruik van de timer met geactiveerde humidistaat
schakelt het apparaat zichzelf uit als de tijdsduur voorbij is,
ook als de gewenste vochtigheid niet bereikt is.
Als de continumodus wordt geselecteerd zal het apparaat
onafhankelijk van de omgevingsvochtigheid werken.
Let op: bij uitschakeling van het apparaat worden
de gebruikersinstellingen niet onthouden.
NEDERLANDS
AUTOMATISCH ONTDOOIEN
Wanneer de temperatuur bijna 10 °C is, wordt de functie
'automatisch ontdooien' automatisch geactiveerd. De led-indicator
(e) gaat geel branden. Het apparaat activeert automatisch de
automatische ontdooicyclus: de compressor wordt uitgeschakeld en
blijft dat gedurende 8 minuten. Daarna wordt de compressor weer
ingeschakeld en blijft deze gedurende 24 minuten in bedrijf.
Dit proces wordt herhaaldelijk uitgevoerd. De ventilator is de hele
tijd in bedrijf om het apparaat te ontdooien.
AFVOERINSTRUCTIES
(zie pagina 5)
1. WATERTANK
• Wanneer de waterslang niet wordt gebruikt, wordt aan
de achterzijde van de tank water in de tank geloosd.
Zodra de tank vol is, gaat het lampje
en wordt de compressor automatisch uitgeschakeld, waarna
het apparaat in de stand-bystand komt. De tank moet
worden geleegd (fig. 2) en teruggeplaatst (afb. 3), waarna
het apparaat weer automatisch wordt opgestart.
• Als het lampje
(f) niet uitgaat, trek de watertank (6) dan
,
weer naar buiten (afb. 1).
• Controleer of de vlotter (8) juist geïnstalleerd is. De vlotter
mag niet worden verwijderd, omdat dan de automatische
onderbreking van de ontvochtiging niet kan worden
gegarandeerd. Overstromend water kan schade toebrengen
.
aan objecten of vloerbedekkingen of elektrische schokken
veroorzaken.
Opmerking: om te voorkomen dat de compressor als gevolg van
onderbroken startprocedures uitvalt, mag de watertank niet
herhaaldelijk worden verwijderd en teruggeplaatst.
2. CONTINU-AFVOER
• De continu-afvoerfunctie gebruikt u door de watertank
te verwijderen (afb. 1) en de waterslang (9) aan de afvoeropening
(7) te bevestigen, zoals wordt afgebeeld in de tekening
(afb. 4). Zorg ervoor dat de slang stevig wordt aangesloten
om lekkage van water te voorkomen. Vervang de watertank
zoals afgebeeld in de tekening (afb. 5-6).
• Voer het water niet continu af als er een mogelijkheid is dat
de temperatuur rondom de slang tot bevriezingspunt kan
dalen. Water binnen in de slang kan bevriezen en verhinderen
dat het water in de afvoertank naar buiten stroomt. Water kan
lekken uit het apparaat en schade toebrengen aan omringende
objecten.
• Wanneer het apparaat in gebruik wordt genomen nadat het
.
lange tijd inactief is geweest of wanneer water lange tijd
zonder handmatige interventie continu wordt afgevoerd,
controleer het apparaat dan periodiek op vreemde
voorwerpen, etc. die tot een verstopping in de pijpen kunnen
leiden, waardoor hitte wordt geproduceerd en/of water gaat
lekken.
f) rood branden
73