6
Onderhoud
Alle werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door
Dräger of door Dräger geautoriseerd deskundig personeel.
De volgende onderhoudswerkzaamheden uitvoeren om een
betrouwbare werking en juiste weergaven van de
meetwaarden te garanderen.
6.1
Onderhoudsintervallen
Voor de verschillende componenten van het apparaat moeten
de volgende onderhoudsintervallen in acht worden genomen.
Onderhoudsinterva
Component
l
Gehele apparaat
om de zes maanden
of zodra zich een
verontreiniging
voordoet die het
hoofdalarm heeft
geactiveerd
Dräger-Tube voor
om de zes maanden
gasbehandeling
of zodra zich een
verontreiniging
voordoet die het
hoofdalarm heeft
geactiveerd
Frontisolatie
om de 8760
bedrijfsuren
UV-lamp en
om de 17520
sensorblok-set
bedrijfsuren
1) Dit komt bijv. overeen met een continue werking van 365 dagen.
2) Dit komt bijv. overeen met een continue werking van 730 dagen.
6.2
Onderhoudswerkzaamheden
6.2.1
Reiniging
De PID 5000 moet worden gereinigd om verontreinigingen
zoals olie of kalibratiegas uit het apparaat te spoelen.
De PID 5000 na de volgende werkzaamheden reinigen:
na de ingebruikname
na hernieuwde ingebruikname (bijv. na onderhoud)
Procedure:
1. Instrumentenmenu openen (zie hoofdstuk 4.4 op
pagina 42).
2. Met de magneetpen op "menu" tikken tot "CLEANING"
(reiniging) op het display verschijnt.
3. "run" (uitvoeren) selecteren. De reiniging wordt gestart.
Op het display wordt aangegeven welke gasingang wordt
gereinigd: MEAS (gasingang meting), REF (gasingang
referentie).
4. De PID 5000 gedurende 10 minuten spoelen.
Uit te voeren
werkzaamheden
Kalibreren (zie
hoofdstuk 6.2.2)
Vervangen
Vervangen
1)
Vervangen
2)
5. Het spoelen kan worden onderbroken door op "abort" te
tikken. Het meetproces wordt hervat. De weergegeven
stroomwaarden (REF en MEAS) moeten minder zijn dan
10 pA. Anders moet het spoelen worden herhaald.
AANWIJZING
Als meerdere spoelingen niet de vereiste stroomwaarden
opleveren, moet de onderhoudstoestand van de
compressoreenheid worden gecontroleerd en moet zo nodig
contact worden opgenomen met Dräger Service.
6.2.2
Apparaat kalibreren
1. Het apparaat ten minste één uur voor de kalibratie
inschakelen.
2. De PID 5000 moet conform DIN EN 12021 van perslucht
worden voorzien.
3. Na het opstarten van het apparaat , naar het menu gaan en
de modus "Cleaning" starten om het apparaat te spoelen.
Het spoelen kan worden gestopt zodra de weergegeven
stroomwaarden onder 10 pA liggen.
AANWIJZING
Als kalibratiegas is alleen isobuteen 5 ppm (spangas) in
synthetische lucht vereist. Het apparaat wordt via de
gasingang (referentie) van de aangesloten
persluchtvoorziening van de Air Guard van verse lucht
(nulgas) voorzien.
► De PID 5000 schakelt automatisch tussen de
gasingangen.
► De slang van de bron van het spangas naar de gasingang
(meting) moet zo kort mogelijk zijn.
► De slang moet zijn vervaardigd van materiaal dat het
kalibratiegas niet absorbeert en geen gassen laat
ontsnappen die het meetresultaat kunnen vervalsen.
4. Het menu openen en het menupunt "Calibration"
selecteren.
5. Volg de aanwijzingen op het display.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de slangen juist zijn aangesloten, anders zal
de Air Guard geen betrouwbare meetwaarden leveren.
► De slang waarop de Dräger-Tube is aangesloten, moet
worden aangesloten op de aansluiting "inlet ref" en de
andere slang op de aansluiting "inlet".
► De slang mag gedurende de gehele controle niet van de
aansluiting "outlet" worden verwijderd.
► Bij vragen kunt u contact opnemen met Dräger.
AANWIJZING
Zorg ervoor dat het referentiegas wordt verwijderd voordat het
spangas wordt aangesloten (let op de weergave op het
display), anders kunnen de slangen plotseling losschieten.
Het spangas rechtstreeks aansluiten op de aansluiting "inlet
meas".
6. Alle slangen weer op de PID 5000 monteren.
7. Naar het menu teruggaan, "Cleaning" selecteren en op
"run" drukken.
8. Wachten tot de stroomwaarden weer onder 10 pA zijn
gedaald en vervolgens het spoelen stoppen.
9. Ga terug naar de meetmodus.
Onderhoud
nl
45