NL
3. Laden van de batterij
Voor het laden van de batterij gaat u als volgt te werk :
Breng de kipschakelaar aan de rechterkant van de
voorzijde in de stand LADEN
Fig. 1
Draai de batterijstoppen los of verwijder deze
van de batterij.
Fig. 2
Controleer het zuurpeil van uw batterij. Indien
nodig, gedistilleerd water bijvullen.
Let op ! Batterijzuur is bijtend. Zuurspetters onmiddellijk met
veel water grondig afspoelen (15 minuten) en, indien nodig,
de dokter consulteren.
Let op ! Door het laden kan gevaarlijk knalgas vrijkomen.
Daarom tijdens de laadbeurt vonkvorming en open vuur
vermijden. Ontploffingsgevaar !
Fig. 3 :
Stel de juiste spanningstrap in (6 V / 12 V of 24
V).
Stel de juiste laadtrap in. Let op ! Neem de
Fig. 4 :
tabel „Minimumcapaciteit van de batterij bij 6
trappen" in acht, b.v. batterij: 12 V / 55 Ah
hoogste laadtrap = 5
Fig. 5
Vervolgens wordt de zwarte laadkabel
aangesloten op de minpool van de batterij.
Fig. 6
Nadat de batterij is aangesloten op het
laadtoestel kunt u het laadtoestel aansluiten
op een stopcontact met 230 V ~ 50 Hz. Het
toestel mag niet aan een stopcontact met een
andere netspanning worden aangesloten.
Fig. 7
Berekenen van de laadtijd :
De laadtijd wordt bepaald door de
laadtoestand van de batterij. Bij een lege
batterij kan de laadtijd approximatief met de
volgende formule worden berekend :
capaciteit van de batterij in Ah
Laadtijd/u =
ampère (laadstroom aritmetisch)
Voorbeeld =
24 Ah
2,5 A
Bij een normaal ontladen batterij gaat een
hoge beginstroom vloeien. Met toenemende
laadtijd daalt de laadstroom. Bij oude
batterijen waarbij de laadstroom niet daalt, is
een defect voorhanden, zoals kortgesloten
cellen of schade door veroudering.
De exacte laadtoestand kan enkel worden
Fig. 8
bepaald door de zuurdichtheid met een
zuurhevel te meten.
Wenk ! Tijdens het laden komen gassen vrij (vorming van
gasbellen aan het oppervlak van de batterijvloeistof). Let
dus wel op een goede verluchting in de ruimten.
Waarden van de zuurdichtheid (kg/l bij 20° C)
1,28
Batterij laden
1,21
Batterij half geladen
1,15
Batterij ontladen
22
= 9,6 uur maxi.
De laadstroom moet 1/10e tot 1/6e van de batterijcapaciteit
bedragen, b.v. 60 Ah batterij = 6 A tot 10 A (aritm.)
Aan het eind van de laadbeurt dient de kipschakelaar aan
de rechterkant van de voorzijde in de stand „AUS „ (UIT)
(tussenstand) te worden gebracht.
Fig. 9
Trek de netstekker uit het stopcontact.
Fig. 10
Neem eerst de zwarte laadkabel los van de
minpool van de batterij.
Fig. 11
Vervolgens neemt u de rode laadkabel los van
de pluspool van de batterij.
Fig. 12
Batterijstoppen weer opdraaien of opdrukken.
4. Overbelasting, kortsluiting en
beveiliging tegen foutieve poling
De ingebouwde contactverbreker beveiligt het toestel tegen
overbelasting of kortsluiting. Als
de contactverbreker in werking
treedt, springt zijn drukknop
verder uit; na een korte
afkoelpauze van ca. 5 minuten
kan deze opnieuw worden ingedrukt. De thermische
beveiliging geïntegreerd in de wikkeling van de transfo
beschermt het toestel tegen
oververhitting. De strookveiligheid
aan de achterkant van het toestel
beschermt het toestel tegen
kortsluiting en foutieve poling.
Verwisselen van strookveiligheid:
dezelfde amperage gebruiken.
Bij diep ontladen batterijen van
grote capaciteit kan bij de bovenste laadtrappen, vooral bij
te hoge netspanning, een contactverbreker aanspreken. In
dit geval is het doelmatig om de batterij met een lage
laadtrap korte tijd vooraf te laden tot de beveiliging tegen
overbelasting niet meer in werking treedt.
5. Onderhoud en verzorgen van de
batterij en het laadtoestel
Let er altijd op dat uw batterijen in uw wagen vast
gemonteerd zijn.
Een perfecte verbinding met het stroomnet van de
elektrische installatie moet verzekerd zijn.
Batterij proper en droog houden. Aansluitklemmen
lichtjes insmeren met een zuurvrij vet (vaseline) dat
bestand is tegen zuur.
Bij niet onderhoudsvrije batterijen het zuurpeil ca. om
de 4 weken controleren en, indien nodig, enkel
gedistilleerd water bijvullen.
Het laadtoestel dient in een droge ruimte te worden
opgeborgen. De laadklemmen moeten van corrosie
worden ontdaan.