HFD.STK. 7 - IN WERKING STELLING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Voordat men de pomp in de put laat zakken moet men daarvan eerst de draairichting controleren om te voorkomen
dat de lagers voor de axiale kracht niet worden beschadigd. Als de pomp in de goede richting draait, zijn de prestaties
hiervan ongeveer gelijk aan die, welke in de catalogus zijn vermeld.
Men kan dit controleren door de pomp op te starten met halfgeopende klep. Zodra het water begint te stromen draait
men de klep nog verder dicht en controleert dat de druk hoger is dan die op het typeplaatje is aangegeven. Is dat niet
het geval dan draait de motor de verkeerde kant op. Om de draairichting te corrigeren verwisselt men 2 fasen op het
bedieningspaneel. De motor van de pomp mag niet voor meer dan 30 sec in de verkeerde richting draaien.
Heeft men de draairichting gecontroleerd dan moet men de klep op ongeveer de helft van de maximaal geopende
stand dichtdraaien terwijl de pomp werkt. Men laat hem op deze manier voor ongeveer een minuut doorlopen. Zet
hem dan uit. De eventueel aanwezige luchtbellen zullen nu uit het pomphuis kunnen ontsnappen. Dit is nodig omdat
anders de as niet wordt gesmeerd. Laat de pomp voor tenminste 5 minuten stilstaan. Zet de machine nu weer aan en
open geleidelijk de klep in de uitgaande buis totdat er geen zand meer in het uitstromende water zit, of althans minder
3
dan (40 g/m
). Als de put goed is afgewerkt en gereinigd, dan is deze operatie in twintig minuten afgelopen. Men kan
de uitlopende buis dan aan de rest van het hydraulische systeem aansluiten. Voordat men het systeem definitief in
gebruik neemt moet men nog het volgende controleren:
- dat de electrische kabel niet beschadigd werd tijdens de afdaling in de put.
- de weerstand van de aardingsisolatie, dus tussen de aansluitklemmen van de kabels en de uitgaande buis.
- de prestaties van de pomp, deze moeten binnen het opgegeven gebied blijven.
- de stroomsterkte gemeten op het bedieningspaneel, deze moet lager zijn dan de op het typeplaatje van de motor
gegeven waarde.
Indien nodig draait men de klep enigszins dicht of men regelt de schakeldruk van eventueel geinstalleerde drukregelaars
bij. Mocht men bij het opstarten problemen tegenkomen omdat de pomp niet goed werkt, dan moet deze uit worden
geschakeld om de oorzaak op te zoeken, waarbij het nodig kan zijn om de pomp uit de put te trekken.
HFD.STK. 8 - ONDERHOUD EN SCHADEONDERZOEK
GEVAAR
Risico elektrische
ontlading
De noodzaak om onderhoud uit te voeren hangt nauw samen met de aanwezigheid van zand in het water. In normale
omstandigheden hebben de pompen van de serie SCM 4 Plus® geen enkel onderhoud nodig.
Wel kan men, om eventuele storingen vóór te zijn, af en toe de pompcapaciteit en de opgenomen stroom controleren.
Zakt de pompcapaciteit bijvoorbeeld 50% of meer, dan duidt dat op slijtage van de pomp. Als daarentegen de
stroomopname 5% te hoog is, dan zijn er abnormale wrijvingen in pomp of motor.
In vele gevallen kan men het probleem oplossen door de versleten componenten te vervangen, zoals de pomprotor,
afdichtingsringen en lagers. Is er nogal wat zand aanwezig in het water, dan wordt aangeraden om een inspectie uit
te voeren na 1000 bedrijfsuren.
Moet de pomp voor een lange tijd ongebruikt in de put blijven, dan wordt aangeraden om hem elke 2-3 maanden even
te laten lopen. Controleer dat de pomp altijd geheel onder de waterspiegel blijft.
Gebruik de pomp in het prestatieinterval dat op het
typeplaatje of op het instructieblad is aangegeven.
Laat de pomp niet droog lopen, ook niet voor korte tijd.
De pomp niet laten draaien met een totaal gesloten
interceptie klep op de toevoer.
De pomp niet tegen de richting in laten draaien voor meer
dan 30 seconden.
Voordat men de pomp opstart, moet het hele systeem klaar
zijn, zowel in electrisch als mechanisch opzicht.
Voor iedere handeling van onderhoud, de pomp uitzetten.
NL
NL
PROBLEEM
DE POMP START NIET MAAR DE
ZEKERINGEN ZIJN NOG GOED
EN DE STARTRELAIS' BLIJVEN
INGESCHAKELD
DE POMP START WEL MAAR DE
ZEKERINGEN SLAAN DOOR EN
DE STARTRELAIS' WORDEN
UITGESCHAKELD
DE POMP START TE VAAK OP
DE POMP GEEFT NIET VEEL
WATER EN OOK NOG ONDER
LAGE DRUK
DE POMP GEEFT GEEN WATER 1) De waterspiegel staat onder de
30
29
MOGELIJKE OORZAAK
1) Spanning ontbreekt of
1) De aanwezigheid van spanning op het netcontroleren
verkeerde spanning.
en vergelijken met de gegevns op het plaatje van de
2) Bedieningspaneel niet goed
moter.
verbonden.
2) Het bedieningspaneel juist verbinden.
3) Pomp geblokkeerd.
3) De pomp van de mogelijke verstopping vrij maken.
4) Circuit onderbroken
4) Controleer met een ohmmeter de continuiteit van het
(voedingskabel of
electrische circuit.
motorwikkeling)
5) De schakelaar opnieuw uitrusten, als deze tussenbeide
5) Tussenkomst
komt een gekwalificeerd elektricien bellen.
differentieelschakelaar.
1) Lage spanning
1) Diameter van voedingkabels vergroten.
2) Overbelasting door verstopping
2) Pomp uit de put trekken, controleren, repareren en
met zand of door lagers die een
schoonmaken
tendens tot blokkeren hebben.
3) Motorstroom 50 of 100% hoger
3) Controleer de spanning op de fasen en de toestand van
dan de nominale waarde
de zekeringen en startercontacten
(enkelfasige modellen)
4) Differentiele (aardlek)schakelaar
4) Zet de schakelaar weer aan. Als deze weer meteen
gesprongen
uitschakelt, dan een gekwalificeerde electricien
raadplegen
5) Beweeg de pomp om hem in de goede positie te
5) Pomp geblokkeerd in een niet
perfect verticale put
brengen. Breng hem op gang.
1) Lekken in de installatie.
1) Zoek de lekken op en repareer ze.
2) Capaciteit van de pomp te hoog
2) Het water voor het gebruik verminderen.
in verhouding tot die van de put
(tussenkomst sonde van niveau).
3) Dedrukmeter niet juist geijkt
3) De ijking reguleren.
(toepassing van autoclaaf).
4) Reservoir vol met water.
4) De juiste werking van het reservoir herstellen.
5) Reservoir autoclaaf te klein.
5) Het reservoir vervangen.
1) De draairichting is verkeerd
1) Verwissel 2 voedingsdraden op het schakelpaneel.
(versies met drie fasen)
2) Perdite nell'impianto
2) Zoek de lekken op en repareer ze.
3) Filtro intasato o elettropompa
3) De pomp verwijderen en het filter schoonmaken.
insabbiata
4) Elettropompa usurata
4) Trek de pomp uit de put, onderzoek hem, vervang de
versleten onderdelen of vervang de hele pomp
5) Drukberekening verkeerd
5) Voer de berekening opnieuw uit en vervang eventueel
uitgevoerd
de pomp
1) Controleer het niveau van de watervoerende (grond)
ingang van de aanzuigbuis
laag gedurende bedrijf en laat de pomp tot een geschikt
niveau in de put zakken.
2) Controleer de kleppen. Als deze geblokkeerd zijn moet
2) Kleppen geblokkeerd of
gepositioneerd in de verkeerde
men tegen de buis slaan om ze te deblokkeren
richting
3) Controleer de leidingen op lekken en repareer die.
3) Lekken in de uitgaande leiding
4) Trek de pomp naar boven en reinig filter en andere
4) De pomp of het filter zit vol met
zand
door zand verstopte onderdelen
5) Drukverval verkeerd berekend
5) Controleer de berekeningen. Eventueel moet men een
dikkere leiding of een andere pomp installeren
6) Pomp versleten
6) Vervang de pomp
7) Spanning lager en stroom
7) Verhoog de spanning. Installeer een dikkere
groter dan normaal
voedingskabel.
8) Breng de pomp op gang en stop hem. Herhaal dit
8) Opgenomen stroom kleiner dan
normaal door aanwezigheid van
verschillende malen met tussentijd van ongeveer een
lucht in de pomp
minuut.
REMEDIE