NL
5.3.4 PARAMETERS INSTALLATEUR
Volgorde van de toetsen om naar het menu installateur te gaan, laatste toets gedurende 10 seconden ingedrukt.
•
Tijdens het wijzigen van de parameters
is het symbool
op het display
verlicht
•
Met de MODE-toets worden de
verschillende parameters afgewisseld
BESCHR.
MENU
DISPLAY
TIP O
SCA
PARAMETERS
INSTALLATEUR
INF F
SUP F
ANP F
SUP S
INF S
OFF P
SPE T
112
•
Met de toetsen kunnen de waarden
worden gewijzigd
NAAM
BESCHRIJVING
PARAMETER
Geeft aan of de pomp deel uitmaakt van een groep of een enkele
pomp is, de mogelijke waarden zijn:
•
NCON: niet-geconfigureerde pomp (fabrieksinstelling)
Type pomp
•
SING: enkele pomp
•
PRI: hoofdpomp of master van een groep
•
SEC: secundaire pomp of slave van een groep
Als de pomp deel uitmaakt van een groep pompen (PRI, SEC),
geeft deze parameter de modus aan waarmee de wissel tussen
de pompen wordt uitgevoerd. De mogelijke waarden zijn:
•
CH01: Geeft aan dat de eerste pomp die wordt ingeschakeld bij
een volgende vraag om water de pomp zal zijn die bij de laatste
leveringscyclus als tweede of niet is gestart. In deze modus
kan de tweede pomp de eerste bijstaan (BOOSTER-modus).
•
CH02: Geeft aan dat de eerste pomp die wordt ingeschakeld bij
een volgende vraag om water de pomp zal zijn die bij de laatste
leveringscyclus niet is gestart. In deze modus kan de tweede
pomp de eerste niet bijstaan.
•
Type wissel
CH03: Geeft aan dat de eerste pomp die bij een volgende vraag
om water wordt ingeschakeld, de pomp is die minder heeft
gewerkt (zie parameter bedrijfsuren). In deze modus kan de
tweede pomp de eerste bijstaan (BOOSTER-modus).
•
CH04: Geeft aan dat de eerste pomp die bij een volgende vraag
om water wordt ingeschakeld, de pomp is die minder heeft
gewerkt (zie parameter bedrijfsuren). In deze modus kan de
tweede pomp de eerste niet bijstaan.
•
CH05: In deze modus is de eerste pomp die wordt gestart de
pomp die als hoofdpomp is ingesteld bij de parameter 'type
pomp'. In deze modus kan de tweede pomp de eerste bijstaan,
maar de cyclische functie is niet mogelijk.
Deze parameter bepaalt de minimale rotatiefrequentie van de
Minimale frequentie
motor.
Deze parameter bepaalt de maximale rotatiefrequentie van de
Maximale frequentie
motor.
Deze parameter bepaalt de snelheid waarmee de motor op de
Reactiviteitsfactor
drukveranderingen reageert. Hoe lager de ingestelde waarde, hoe
sneller de motor reageert.
Deze parameter bepaalt het schaaleinde van de sensor
Schaaleinde sensor
(uitgedrukt in bar).
Nulpunt sensor
Minimale waarde die door de sensor wordt gelezen (nul).
Deze parameter dient ervoor om een offset voor de druksensor
Offset sensor
in te stellen.
Tijdsinterval gedurende welke de druk stabiel moet blijven
(+/- 0.1 bar) met een toerental die lager is dan de gemiddelde
Uitschakeltijd
uitschakelfrequentie + 10% om de start van de uitschakelcyclus
van de motor te veroorzaken (seconden).
•
Druk op de SET-toets om de waarden
in het geheugen op te slaan. Het
symbool
verdwijnt, de melding
"REC" geeft enkele seconden aan dat
de waarde is opgeslagen
DEF
MIN
SING
N.O.
01
01
30
20
50
40
15
1
10
2
0,6
0
0
0
10
3
MAX
N.O.
05
40
60
50
30
1
10,0
50