Het gebruik van Dräger gasmeetinstrument met de rubberbalpomp vereist een
nauwkeurige kennis en inachtneming van de gebruiksaanwijzing van het
toegepaste Dräger gasmeetinstrument.
Gebruiksdoel
Rubberbalpomp (Bestelnr. 68 01 933) voor het handmatig toevoeren van meetgassen
naar het Dräger asmeetinstrument (maximale lengte slang: 20 m).
– Inhoud ca. 40 mL.
– Bereik bedrijfstemperatuur 0 tot 55
Vóór gebruik
Dichtheidscontrole uitvoeren:
Het lange einde van de slang afdichten (bijv. door het omknikken van de slang) en
rubberen bal indrukken.
– De rubberen bal moet de ingedrukte vorm behouden.
WAARSCHUWING
Lekkages kunnen tot foute metingen en zodoende tot een verkeerde inschatting
van gevaren leiden. Bij lekkages: Slangverbinding controleren resp. balpomp
vervangen.
Balpomp aansluiten op meetapparaat
Gasmeetinstrument van een bijbehorende adapter voor de balpomp voorzien - zie
gebruiksaanwijzing van het toegepaste gasmeetinstrument.
Het korte einde van de slang op de adapter aansluiten. Let op de
doorstroomrichting (zie markering op de slang en op de rubberen bal).
WAARSCHUWING
Het plaatsen in de verkeerde doorstroomrichting kan tot foutieve metingen leiden
en zodoende tot een foute inschatting van gevaren leiden.
Aan het lange einde van de slang een monsternameslang of een meetsonde
aansluiten. Voorbeeld: Dräger X-am 2000 met handpompadapter, rubberbalpomp
en telescoopsonde.
8
nl
o
C.
0
Werking
Door het bedienen van de balpomp meetgas aan het gasmeetinstrument toevoeren
(pompfrequentie ca. 1 slag per seconde).
WAARSCHUWING
Spoeltijd en sensor-reactietijd afwachten alvorens de meting uit te voeren.
Daarvóór levert het gasmeetinstrument geen betrouwbare meetwaarden.
Voor iedere meting de componenten, die voor de toevoer van het meetgas worden
gebruikt (balpomp, monsternameslang of Dräger sondes) met het te meten
luchtmonster spoelen.
– De spoelfase is noodzakelijk om alle invloeden te elimineren resp. te minimaliseren,
die bij gebruik van een monsternameslang resp. een sonde kunnen optreden, bijv.
memory-effecten, dood volume.
– De duur van de spoelfase is afhankelijk van factoren zoals de soort en concentratie
van het te meten gas of de te meten damp, en materiaal, lengte, diameter en leeftijd
van de monsternameslang resp. de sonde. Als "vuistregel" kan bij gebruik van een
monsternameslang (nieuw af fabriek, droog, schoon) een gemiddelde spoeltijd van
ca. 3 seconden per meter worden aangenomen. Deze spoeltijd geldt naast de
sensor-reactietijd (zie de overeenkomstige gebruiksaanwijzing).
Voorbeeld:
Bij een 10 m lange monsternameslang bedraagt de spoeltijd ca. 30 seconden en
de sensor-reactietijd bijkomend ca. 60 seconden (hypothese voor rekenvoorbeeld),
de totale tijd voor het aflezen van het gasmeetinstrument bedraagt ca. 90 seconden.
Een eventueel optredend doorstroomalarm wordt afhankelijk van de slanglengte
met 10 tot 30 seconden verdraagd.