PREXTHERM N
2.1 Aansluitingen op de waterleiding
Voer de aansluiting van het apparaat op de waterleiding uit, met inachtneming van de aanwijzingen vlakbij elk aansluitpunt en op fi guur 5 in
deze handleiding.
De aansluiting wordt op zodanige wijze uitgevoerd dat de buizen niet worden belast. Het is verplicht een veiligheidsklep te monteren op het
verwarmingscircuit, zo dicht mogelijk bij de verwarmingsketel, zonder obstakel of onderscheppingsinrichting tussen de ketel en de klep.
Het apparaat wordt geleverd zonder expansievat. De aansluiting dient bijgevolg te worden uitgevoerd door de installateur. Denk eraan dat de
druk in de installatie, buiten werking, begrepen is tussen 0,5 en 1 bar. Voor de verwarmingsinstallatie wordt het gebruik van specifi ek behan-
deld water aanbevolen, teneinde eventuele kalkafzettingen in de verwarmingsketel, veroorzaakt door hard water of corrosie door hard water,
te voorkomen.
Houd er rekening mee dat kalkafzettingen met een dikte van slechts enkele millimeter, omwille van hun laag geleidingsvermogen, leiden tot
een beduidende oververhitting van het staal. Dit heeft ernstige gevolgen: progressieve uniforme en gelokaliseerde uitzettingen die schade
toebrengen aan de staalplaten en de laspunten.
2.2 Aansluiting brander (fi g. 3)
Voor dit apparaat wordt het gebruik van gasolie- of gasbrander - blaasluchtbrander - aanbevolen. De keuze van de brander gebeurt vooraf met
inachtneming van de instructies van de fabrikant, in functie van het gebruiksdoel, de drukwaarden en de afmetingen van de verbrandingskamer
van de ketel. Het bereik van de brandstof dient zich in ieder geval tussen het maximaal en minimaal vermogen van de verwarmingsketel te
situeren.
De brander moet mogelijkerwijze een tweetrapsbrander zijn, voorzien van een tussenfl ens voor de bevestiging aan de plaat van de branderhouder
3 van de deur 4. Voor wat de afmetingen van de opening betreft, is het raadzaam de minimale lengtes aangeduid in de onderstaande tabel in
acht te nemen, teneinde een snelle omkering van de vlam, met een daaruit voortvloeiende stijging van de temperatuur van de afgevoerde rook
en een verminderd rendement van de verwarmingsketel, te voorkomen.
N.B. – Om te voorkomen dat de deur in de buurt van de branderhouder oververhit raakt, is het noodzakelijk de kier tussen het rookkanaal en
de brander, alsook de bestaande opening in de deur te dichten met een lasnaad in isolerend materiaal. De brandstofl eidingen moeten lang
genoeg zijn om de deur 90° te kunnen openen als de brander bevestigd is.
Legende
1 Controlelampje vlamcontrole
2 Isolerende lasnaad
3 Plaat branderhouder
4 Voorste deur
5 Turbolatoren
2.3 Elektrische aansluitingen
DE VERWARMINGSKETEL WORDT AANGESLOTEN OP EEN EENFASIGE ELEKTRICITEITSLEIDING VAN 230 VOLT-50 HZ, MET VA-
STE AANSLUITING EN EEN BIPOLAIRE SCHAKELAAR WAARVAN DE CONTACTEN EEN OPENING VAN MINSTENS 3 MM HEBBEN,
MET AANGEPASTE ZEKERINGEN. DE BRANDER EN DE EVENTUELE THERMOSTAAT AANSLUITEN, MET INACHTNEMING VAN HET
SCHAKELSCHEMA WEERGEGEVEN IN HOOFDSTUK 4.
De elektrische veiligheid van het apparaat wordt slechts bereikt wanneer deze laatste correct werd aangesloten op een doeltreffende aardleiding,
uitgevoerd zoals voorzien door de geldende veiligheidsnormen. De doeltreffendheid van de aardleiding dient door vakbekwaam personeel te
worden nagekeken. De fabrikant kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele schade voortvloeiend uit de afwezigheid van een
aardleiding. Om na te gaan of de elektrische installatie aangepast is aan het max. opgenomen vermogen van het apparaat en aangeduid op het
gegevensplaatje, er in het bijzonder over waken dat de doorsnede van de kabels van de installatie aangepast is aan het apparaat.
4
1
3
5
2
A
fi g. 3
Model
107
A (minimum) mm 160
B
mm
145
145
180
240
300
160
160
180
180
145
145
160
160
55