3.4 Aansluiting van de brander
De brander is uitgerust met slangen en een filter voor aansluiting op de olietoevoerlei-
ding. fig. 17Laat de slangen uit de achterwand steken en installeer het filter zoals ver-
meld in .
fig. 17 - Installatie brandstoffilter
Het olietoevoercircuit moet tot stand gebracht worden volgens een van onderstaande
schema's, waarbij de in de tabel weergegeven lengte van de leidingen (LMAX) niet over-
schreden mag worden.
fig. 18 - Zwaartekrachtvoeding
fig. 19 - Voeding door aanzuiging
fig. 20 - Sifonvoeding
76
NL
3.5 Elektrische aansluitingen
Aansluiting op het elektriciteitsnet
De elektrische veiligheid van het apparaat wordt alleen
B
bereikt wanneer het correct geaard is, overeenkomstig de
geldende veiligheidsnormen. Laat door een vakman con-
troleren of de aarding efficiënt en afdoende is. De fa-
brikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die
ontstaat doordat de installatie niet geaard is. Laat boven-
dien controleren of de elektrische installatie geschikt is
voor het maximumvermogen dat door het apparaat wordt
opgenomen (dit staat vermeld op de typeplaat van de ve-
rwarmingsketel).
De verwarmingsketel is voorbedraad en voorzien van een kabel van het type "Y" zonder
stekker, voor aansluiting op het elektriciteitsnet. De aansluitingen op het net moeten wor-
den gerealiseerd met een vaste aansluiting, door middel van een tweepolige schakelaar
met een opening tussen de contacten van minstens 3 mm; er moeten zekeringen van
max. 3A tussen verwarmingsketel en lijn worden geplaatst. Het is belangrijk dat de po-
lariteiten (LIJN: bruine draad / NEUTRAAL: blauwe draad / AARDE: geel-groene draad)
in acht worden genomen bij het aansluiten van de elektriciteitsleiding. Zorg er bij het in-
stalleren of vervangen van de voedingskabel voor dat de aardgeleider 2 cm langer is dan
de andere.
De voedingskabel van het apparaat mag niet door de ge-
B
bruiker worden vervangen. Als de kabel beschadigd is,
moet het apparaat worden uitgeschakeld en dient u zich
voor vervanging van de kabel uitsluitend tot gekwalifice-
erde vakmensen te wenden. Als de elektrische voedin-
gskabel vervangen wordt, mag uitsluitend een kabel
"HAR H05 VV-F 3x0,75 mm2 worden gebruikt met een
buitendiameter van maximaal 8 mm.
Omgevingsthermostaat (optie)
LET OP: DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT MOET
B
SCHONE CONTACTEN HEBBEN. DOOR 230 V. AAN
TE SLUITEN OP DE KLEMMEN VAN DE OMGEVING-
STHERMOSTAAT WORDT DE ELEKTRONISCHE
KAART ONHERSTELBAAR BESCHADIGD.
Bij het aansluiten van timerafstandsbedieningen of ti-
mers, mag de voeding voor deze voorzieningen niet van
hun schakelcontacten worden genomen. De voeding er-
van moet rechtstreeks door het net of door batterijen wor-
den geleverd, afhankelijk van het type voorziening.
cod. 3541Q964 - Rev. 00 - 01/2022
ATLAS D ECO 56 UNIT
fig. 21 - Ringvoeding