5 – PROGRAMMERING
Aanbevelingen:
Bij enkele van de programmeerfuncties die in dit hoofdstuk
worden beschreven, worden de toets P1 en de led L1 (afb.
3-G/H) van de ontvanger gebruikt.
Tijdens het programmeren zal de led een bepaald aantal maal
knipperen, met een specifieke tijdsduur en lichtkleur (groen,
rood of oranje), om de status van de programmeeroperaties
aan te duiden. De betekenis van deze knippersignaleringen
kunt u opzoeken in Tabel B achter in deze handleiding.
Andere functies kunnen uitsluitend geprogrammeerd worden
met de inrichtingen Obox of Oview die tot het systeem Nice-
Opera behoren.
5.1 - IN HET GEHEUGEN OPSLAAN VAN DE
ZENDERS
De ontvanger kan maximaal 1024 zenders opslaan. Hij is
compatibel met de radiocoderingen "O-Code" / "FloR" /
"TTS", of "Smilo", of "Flo".
Let op! – deze drie coderingsgroepen zijn onderling niet
NL
compatibel; de eerste ontvanger die in het geheugen van de
zender wordt opgeslagen, bepaalt daarom ook de codering
waartoe de volgende zenders moeten behoren.
Om te controleren of er reeds zenders in de ontvanger zijn
opgeslagen en tot welk coderingstype deze behoren,de
stroomtoevoer naar de ontvanger uitschakelen, de stroomtoe-
voer weer inschakelen en het aantal groene knipperingen
van de led L1 tellen:
1 knippering = codering Flo
2 knipperingen = codering O-Code / FloR / TTS
3 knipperingen = codering Smilo
5 knipperingen = geen zender opgeslagen
6
De zenders kunnen worden opgeslagen aan de hand van één
van de volgende procedures:
• Procedure Werkwijze I: programmeert alle toetsen(*) van
de zender in één keer, en wijst elke toets toe aan een relais,
volgens het volgende schema: toets 1 = relais 1 / toets 2 =
relais 2 / toets 3 = relais 3 / toets 4 = relais 4.
De "Werkwijze I" programmeert iedere toets om, bij aanwezig-
heid van een persoon, op het betreffende relais te werken.
(*) Opmerking – Als de zender meerdere coderingen heeft,
– zoals bijvoorbeeld de modellen ON9, WM009C etc. die een
toetsenblok hebben dat onderverdeeld is in groepen met toet-
sen, waarbij iedere groep een eigen codering heeft, alsof het
om verschillende zenders gaat, – worden bij het uitvoeren van
de procedure "Werkwijze I" alleen de toetsen opgeslagen die
tot een bepaalde groep behoren, om een andere groep op te
slaan moet de procedure herhaald worden.
• Procedure Werkwijze II: programmeert één enkele toets
van de zender en kent deze toe aan de gewenste functie, die
geselecteerd kan worden uit de functies uit Tabel A.
Opslaan van een zender
volgens "Werkwijze I"
01. Op de ontvanger houdt u de toets P1 ingedrukt tot
de groene led L1 gaat branden (na circa 4 seconden),
waarna u de toets weer los laat;
02. binnen 10 seconden houdt u een willekeurige toets van
de zender, die moet worden opgeslagen, ingedrukt, tot
de groene led L1 van de ontvanger de eerste van 3 knip-
peringen laat zien die aangegeven dat de zender in het
geheugen werd opgeslagen.
Wanneer de led klaar is met knipperen dient u, als u
een andere zender wilt opslaan volgens "Werkwijze I",