OPLADEN
Voor het gebruik van de boor-schroefmachine dient de
accu als volgt opgeladen te worden.
1. Steek de accu in de oplader. Plaats de batterij zo
dat het naamplaatje tegenover het naamplaatje van
de oplader komt te liggen.
Druk de batterij in tot u voelt dat deze kontakt maakt
met de bodemplaat. (Zie Afb. 1 en 3.)
2. Sluit het snoer van de oplader aan op een
stopkontakt.
Wanneer het snoer aangesloten wordt, wordt de
oplader ingeschakeld (de indikator gaat branden).
VOORZICHTIG
Als het kontrolelampje niet oplicht, trek dan het
netsnoer uit het stopkontakt en kontroleer de
montagerichting van de accu.
Ongeveer 1 uur is vereist om de batterij volledig
op te laden wanneer de temperatuur 20°C is.
Wanneer de batterij volledig opgeladen is, gaat het
kontrolelampje uit.
Het opladen zal langer duren bij lage temperatuur
of wanneer de spanning van de stroombron te
gering is.
Als het kontrolelampje ook na twee uur opladen
nog niet dooft, stop dan met opladen en neem dan
kontakt
op
met
ONDERHOUDSDIENST.
VOORZICHTIG
Als de batterij aan direct zonlicht blootstaat na
gebruik, is het mogelijk dat het kontrolelampje
niet aan gaat.
3. Verwijder de stekker uit het stopkontakt.
4. Houd de oplader stevig vast tijdens het verwijderen
van de batterij. Sluit hierna de afsluitkap van de
oplader.
VOOR HET GEBRUIK
1. Gereedmaken en kontroleren van de werkplaats
Kontroleer of de werkplaats geschikt is door
nauwkeurig de genormde voorzorgsmaatregelen op
te volgen.
BEDIENING
1. Kontroleer de stand van de boorkap (Zie Afb. 4)
Het aantrekkoppel wordt aan de hand van de boor
kap ingesteld.
(1) Bij gebruik van deze machine als schroevendraaier
plaatst u een van de nummers "1, 3, 5, ... 22" op
de kap, of de zwarte stip, tegenover het driehoekje
op de machine.
(2) Bij gebruik van deze machine als boor plaast u de
boor-markering "
" op de kap tegenover het
driehoekje op de machine.
LET OP
De kap mag niet in een stand gezet worden tussen
de nummers "1, 3, 5, ... 22" op de kap, of de zwarte
stip in.
Gebruik de machine niet met het nummer van de
kap op "22" en het zwarte streepje in het midden
van de boor-markering. Dit kan resulteren in
beschadiging. (Zie Afb. 5)
All manuals and user guides at all-guides.com
uw
BEVOEGDE
HITACHI
2. Afstelling van het aantrekkoppel
(1) Aantrekoppel
Instelling van het aantrekoppel van de boor dient
te gebeuren op basis van de schroefdiameter. Wan
neer teveel kracht bij het aandraaien gebruikt wordt,
zal de schroef beschadigd en misschien onbruikbaar
worden. Plaats de boorkap in een stand die
overeenkomt met het soort schroef in gebruik.
(2) Aanduiding van het aantrekkoppel
Het aantrekkoppel verschilt afhankelijk van het type
schroef en het soort materiaal dat wordt vastgezet.
De machine geeft het aantrekkoppel aan met de
nummers "1, 3, 5, ... 22" op de kap en een zwarte
stip. Het aantrekkoppel bij stand «1» is het kleinst
en het koppel wordt groter naarmate het nummer
oploopt. (Zie Afb. 4)
(3) Afstellen van het aantrekkoppel
Draai de kap rond en plaats de nummers "1, 3, 5,
... 22" op de kap, of de zwarte stip, tegenover het
driehoekje op de machine. Draai de kap in de richting
van een zwakker of sterker aantrekkoppel
overeenkomstig het koppel dat u nodig heeft.
VOORZICHTIG
Het kan voorkomen dat de motor stopt wanneer het
apparaat als een dril gebruikt wordt.
Zorg ervoor dat de boor schroef-machine niet vast
loopt tijdens gubruik.
Wanneer te lang gedraaid wordt kan de schroef
breken.
3. Veranderen van de draaisnelheid
Gebruik de toerenschakelaar om de drraisnelheid
te veranderen. Druk op de vergrendeltoets en schuif
de toerenschakelaar in de richting van de pijl (Zie
Afb. 6 en 7). Door de toerenschakelaar op „LOW"
tte zetten, draait de boor met lage snelheid. Wanneer
de toets „HIGH" gezet wordt, draait de boor op
hoge snelheid.
VOORZICHTIG
Wanneer de drraisnelheid met de toerenschakelaar
veranderd wordt, dient de schakelaar uitgezet te
worden, en de keuzeschakelaar dient op „O" (OFF)
gezet te worden.
De motor wordt beschadigd wanneer de
draaisnelheid veranderd wordt tijdens het draaien
van de motor.
Als u de toerenschakelaar op „HIGH" (hoog
toerental) zet, terwijl de kap op „17" of „22" staat,
kan het gebeuren dat de koppeling doorslipt en dat
de motor vast komt te staan. Zet in dat geval de
toerenschakelaar op „LOW" (laag toerental).
Schakel de netspanning onmiddelijk uit wanneer de
motor vast loopt. Dit om te voorkomen dat de
motor of accu beschadigd wordt.
4. Manieren en suggesties voor gebruik
De volgende tabel beeft aanwijzingen voor gebruik
onder verschillende omstandigheden en manieren
waarop het apparaat gebruikt kan worden.
Nederlands
25