3.4.2 Instellingen
In- en uitschakelen:
Inschakelen: Druk op de aan/uit-knop (Q) om het systeem in te schakelen.
Uitschakelen: Druk minstens drie seconden op de aan/uit-knop (Q) en laat de knop los om het
systeem uit te schakelen. Op Ride Control ONE zal de verlichtingsindicator-LED (H) driemaal knipperen,
wat aangeeft dat de fiets wordt uitgeschakeld.
Trapondersteuning:
Druk op de omhoog-knop of omlaag-knop van het ondersteuningsniveau (R) om het juiste
trapondersteuningsniveau (G) te kiezen.
∙
OFF (Uit): Voor fietsen zonder trapondersteuning, maar met fietscomputer en verlichting.
∙
MANUAL (Handmatig): Kort indrukken van omhoog-knop of omlaag-knop van ondersteuningsfunctie
om ondersteuningsniveau handmatig te wijzigen.
∙
AUTO (Smart Assist)*:
Lang indrukken (>2 sec) van omhoog-knop of omlaag-knop van ondersteuningsfunctie om de
ondersteuningsmodus AUTO te activeren. De PedalPlus 6-sensortechnologie in de motor past de
vermogensuitvoer automatisch aan de omstandigheden aan.
Het ondersteuningsniveau 'AUTO' wordt aangegeven op het Charge- en EVO-display via
trapondersteuningsindicatie (G). Op de RideControl ONE wordt alleen de middelste LED van de
trapondersteuningsindicatie constant geactiveerd.
*Auto-modus (Smart Assist) is alleen beschikbaar op SyncDrive Life/Sport/Pro.
15