KLIMATISATIEREGELING MET EXTERNE SONDE
De temperatuur bij aanvoer naar de installatie varieert in functie van de vastgestelde externe temperatuur
en de ingestelde klimatisatiecurve.
Aangezien er geen controle is van de interne omgevingstemperatuur, moet de klimatisatiecurve op een
correcte manier worden gekozen.
Vaak wordt de menggroep aangesloten op een collector die verschillende verwarmingszones bedient
Iedere zone wordt geopend of gesloten met behulp van geautomatiseerde kleppen, aangestuurd door de
omgevingsthermostaten.
Een potentiaalvrij contact op de elektronische kaart voert de activering of uitschakeling uit van de circulator
en van de mengklep.
Als tenminste één verwarmingszone in aanvraag is (contact gesloten), wordt de menggroep geactiveerd
(circulator op on en mengklep actief ), als echter alle zones voldaan zijn (contact open), gaat de circulator
uit en wordt de mengklep gesloten.
De eindgebruiker voert de regeling uit van de dag-/nacht-/antivriestemperatuur en de
weekprogrammering.
De eindgebruiker heeft de mogelijkheid om de verwarming in de zomerperiode uit te sluiten. Bij een
instelling Winter is de verwarmingsinstallatie, bij een instelling Zomer wordt ze uitgesloten.
Het schema voor aansluiting van de centrale wordt in de fi guur hieronder weergegeven:
C
Circulator
P
Puff er
RC
Klimatisatieregelaar
TA
Omgevingsthermostaat
TMAN Sonde aanvoer
128
TEXT
P
RC
VM
fi guur 1.56
TEXT
Externe sonde
TS
Veiligheidsthermostaat
VM
Mengklep
VT
Afstellingsklep
TA
TS
TMAN
C
WERKWIJZE BESTURING INSTALLATIE