KLIMATISATIECURVE
O basis van de externe ontwerptemperatuur, het type verwarmingsinstallatie en het type gebouw moet
de geschikte klimatisatiecurve worden gekozen. De helling van de curve stelt de verhouding voor tussen
de externe temperatuur en de temperatuur bij aanvoer naar de installatie.
Het diagram met betrekking tot de verschillende verwarmingscurves wordt in de fi guur hieronder
voorgesteld:
100
90
80
70
60
50
40
30
20
20
15
De curves moeten indicatief worden ingesteld op basis van de volgende intervallen:
Vloerverwarming -> 0,25 – 1
Ventilatieconvectoren -> 1 – 1,75
Radiatoren -> 1,75 – 2,5
Warmeluchtverwarmers -> 2,5 – 3,5
Tijdens de eerste opstart van de regelingsgroep moet men een overmatige verluchting van de lokalen en
de invloed van bijkomende warmtebronnen zoals kachels, een open haard, enz. vermijden.
Een correcte instelling van de klimatisatiecurve moet een constante omgevingstemperatuur verzekeren,
gelijk aan de comforttemperatuur, onafhankelijk van de variaties van de externe temperatuur.
130
10
5
0
-5
-10
-15
fi guur 1.58
-20
-25
-30
KLIMATISATIECURVE
1.75
1.50
1.25
1
0.75
0.50
0.25
-35