b) Zekering
• U mag een zekering enkel plaatsen of vervangen wanneer het toestel niet is aangesloten op het lichtnet.
• Als de lamp springt, is het heel goed mogelijk dat de zekering ook moet worden vervangen.
• Vervang een gesprongen zekering door een zekering van hetzelfde type en met dezelfde specificaties (zie
"Technische specificaties"). Ga als volgt te werk:
1. Verwijder de zekeringhouder op het achterpaneel, onder de stroomaansluiting.
2. Verwijder de oude zekering en breng de nieuwe in.
3. Plaats de zekeringhouder terug in de behuizing en zet hem vast.
c) Toestel monteren
• Laat een geschoolde technicus dit toestel installeren conform EN 60598-2-17 en andere toepasselijke normen.
• De constructie waaraan het toestel wordt bevestigd, moet gedurende 1 uur 10 x het gewicht van dit toestel
kunnen dragen zonder te vervormen.
• Maak het toestel ook vast met een veiligheidskabel.
• Sta nooit recht onder het toestel wanneer u het monteert, verwijdert of schoonveegt. Laat het toestel controleren
door een geschoolde technicus voor u het in gebruik neemt, en laat het 1 x per jaar volledig nakijken.
• Installeer dit toestel op een plaats waar niemand langs moet lopen, kan neerzitten of het toestel kan aanraken.
• Een degelijke praktijkervaring is vereist voor de plaatsing van dit toestel. U moet de maximumbelasting van de
draagconstructie kunnen berekenen, weten welk constructiemateriaal u kunt gebruiken en u moet het gebruikte
materiaal en het toestel af en toe laten nakijken. Monteer het toestel niet zelf indien u er geen ervaring mee heeft.
Een slechte montage kan leiden tot verwondingen.
• Regel de gewenste invalshoek door middel van de montagebeugel, en draai de regelschroeven stevig aan.
• Verwijder alle brandbaar materiaal in een straal van 50cm rond het toestel.
• Een geschoolde elektricien moet het toestel aansluiten.
• Sluit het toestel via de stekker aan op het lichtnet. Sluit het niet aan op een dimmerpack.
• De installatie moet voor het eerste gebruik gekeurd worden door een expert.
5. Gebruik
Schakel het toestel in en uit door middel van de stroomstekker. Laat het toestel niet doorlopend in werking.
Alle DMX-gestuurde toestellen hebben een digitaal startadres nodig, zodat het juiste toestel op bepaalde signalen
reageert. Dit digitale startadres is het kanaalnummer van waarop het toestel "luistert" naar de signalen van de DMX
controller. De instelling van dit startadres gebeurt door middel van de DIP-schakelaars achteraan het toestel.
U kunt voor alle of een groep toestellen hetzelfde startadres instellen, of voor ieder toestel een apart adres.
Als u hetzelfde adres instelt, zullen alle toestellen "luisteren" naar 1 bepaald kanaal. De instellingen van 1 kanaal
wijzigen zal dus alle toestellen tegelijk beïnvloeden. Als u verschillende adressen instelt, zal ieder toestel naar een
ander kanaal "luisteren". De instellingen van 1 kanaal wijzigen zal dan slechts 1 toestel beïnvloeden.
Voor deze VDP250SC4, een 4-kanaals toestel, zult u het startadres van het eerste toestel op 1 moeten zetten, dat
van het tweede op 5 (1 + 4), het derde op 9 (5 + 4), enzovoort. U bepaalt het DMX startadres met de eerste negen
DIP-schakelaars. De codering is binair: DIP-schakelaar 1 heeft waarde 1, DIP-schakelaar 2 heeft waarde 2,
schakelaar 3 is 4, schakelaar 4 is 8, etc.
Bijvoorbeeld: als het startadres 95 moet zijn, is de instelling 111110100 (1+2+4+8+16+0+64+0+0=95).
De LED naast de DIP-schakelaars toont de status van het DMX-signaal: als hij knippert, is er een DMX-signaal ; als
hij niet oplicht is er geen DMX-signaal.
VDP250SC4EHJ
6
VELLEMAN