NEDERLANDS
Installatie
(Fig. blz. 30)
De ontvanger kan gemonteerd worden op alle
Vortice-plafondventilatoren voorzien van een
stang met een maximum lengte van 50 cm.
TOEPASSING OP NIEUWE
PLAFONDVENTILATOREN ZONDER TE
INSTALLEREN VERLICHTING
1)
Breng ontvanger A voor de afstandsbediening op
de stang van het product aan, ter vervanging van de
bijgeleverde plafondkap (Fig. 2).
2) Voer het reeds op de ontvanger aangesloten
verbindingssnoer (C) in de buis in totdat het via
opening B naar buiten komt. Indien u
TELENORDIK 5T op een nieuwe plafondventilator
installeert, hoeft u de kabelklem die volgens de
handleiding van de ventilator op opening B (Fig. 2)
gemonteerd moet worden, niet te monteren. Indien u
TELENORDIK 5T daarentegen op een reeds
geïnstalleerde plafondventilator installeert, verwijdert u
de in opening B (Fig. 2) gemonteerde kabelklem.
3) Sluit verbindingssnoer C op de aansluitklem van de
ventilator aan; let daarbij op de volgende
aanwijzingen: 1 = bruin, 2 = blauw,
TOEPASSING OP NIEUWE
PLAFONDVENTILATOREN MET TE INSTALLEREN
VERLICHTING
1) Breng ontvanger A voor de afstandsbediening op
de stang van het product aan, ter vervanging van de
bijgeleverde plafondkap (Fig. 2).
2) Voer het reeds op de ontvanger aangesloten
verbindingssnoer C in de buis in totdat het via
opening B naar buiten komt. Als u TELENORDIK 5T
op een nieuwe plafondventilator installeert, hoeft u de
kabelklem die volgens de handleiding van de
ventilator op opening B (Fig. 2) gemonteerd moet
worden, niet te monteren. Indien u TELENORDIK 5T
daarentegen op een reeds geïnstalleerde
plafondventilator installeert, verwijdert u de in opening
B (Fig. 2) gemonteerde kabelklem.
3) Koppel de rode en zwarte kabeltjes los van
aansluitklem H (schema 1 - Fig. 6) en sluit ze aan op
de kroonsteentjes die zijn voorzien van het teken
4) Sluit verbindingssnoer C op de aansluitklem van de
ventilator aan; let daarbij op de volgende
aanwijzingen: 1 = bruin, 2 = blauw,
3 = rood, 4 = zwart (algemeen schema - Fig. 7).
5) Voltooi vervolgens de elektrische aansluiting; maak
daarbij een keuze uit een van onderstaande schema's;
volg zorgvuldig de desbetreffende aanwijzingen.
Schema A: licht aan- en uitdoen uitsluitend met
behulp van de zender
A) Sluit de draden van de elektriciteitstoevoer op
aansluitklem E aan en volg daarbij de tekens L, N,
die op de onderkant van de ontvanger dichtbij de
aansluitklem zijn aangebracht (schema A) - Fig.8)
B) Breng het kabeltje uit het zakje met de accessoires
aan tussen het van de letter D voorziene
kroonsteentje van aansluitklem H en het van het
teken
voorziene kroonsteentje van de
aansluitklem F (referentiepunt terminaal kroonsteentje
grijze draad schema A -
22
Fig. 8).
Schema B: het licht aan en uitdoen met behulp
van de zender van de afstandsbediening en van
een omleider op de wand van de ruimte
(bestaande installatie met twee omleiders).
De ontvanger van de afstandsbediening moet worden
aangesloten ter vervanging van de omleider, op het
centrale kroonsteentje waarvan een van de twee
draden van de aanwezige lamp was aangesloten.
A) Verbreek de verbinding van de in de ruimte
aanwezige lamp W bij de punten 4 en 5 (schema B -
Fig. 9).
B) Sluit de draden van de elektriciteitstoevoer op
aansluitklem E aan en volg daarbij de tekens L, N,
aansluitklem zijn aangebracht (schema B1 - Fig. 10).
C) Verbreek de verbinding tussen omleider V en de
aan de punten 1 en 3 aangesloten kabeltjes, verleng
deze en sluit ze aan op de van het teken
voorziene kroonsteentjes van de aansluitklem F
(schema B1 - Fig. 10).
Schema C: licht aan- en uitdoen met behulp van
de zender van de afstandsbediening, een omleider
= geel-groen.
en een of meer inverters op de wand van de
ruimte (bestaande installatie met twee omleiders
en één of meer inverters)
De ontvanger van de afstandsbediening moet worden
aangesloten ter vervanging van de omleider, op het
centrale kroonsteentje waarvan een van de twee
draden van de aanwezige lamp was aangesloten.
A) Verbreek de verbinding van de in de ruimte
aanwezige lamp W bij de punten 4 en 5 (schema C -
Fig. 11).
B) Sluit de draden van de elektriciteitstoevoer op
aansluitklem E aan en volg daarbij de tekens L, N,
aansluitklem zijn aangebracht (schema C1 - Fig. 12).
C) Verbreek de verbinding tussen de omleider V en
de aan de punten 1 en 3 aangesloten kabeltjes;
verleng deze en sluit ze aan op de van het teken
voorziene kroonsteentjes van de aansluitklem F
(schema C1 - Fig. 12).
.
Schema D: licht aan- en uitdoen met behulp van
de zender van de afstandsbediening en van één of
meer knoppen (bestaande installatie)
= geel-groen,
A) Verbreek de verbinding van de in de ruimte
aanwezige lamp W bij de punten 4 en 5 (schema D -
Fig. 13).
B) Verbreek de verbinding van alle knoppen en het
relais van de installatie met de elektriciteitstoevoer bij
de punten 6, 7 en 8 (schema D - Fig. 13).
C) Sluit de draden van de elektriciteitstoevoer aan
op aansluitklem E en volg daarbij de tekens L, N,
de aansluitklem zijn aangebracht (schema D1 - Fig. 14).
D) Breng het kabeltje uit het zakje met accessoires
aan tussen het van letter D voorziene kroonsteentje
van aansluitklem H en het van het teken
voorziene kroonsteentje van aanluitklem F
(referentiepunt terminaal kroonsteentje grijs kabeltje -
(schema D1 - Fig. 14).
E) Sluit alle knoppen van de installatie parallel aan op
de van het teken
die op de onderkant van de ontvanger dichtbij de
die op de onderkant van de ontvanger dichtbij de
die op de onderkant van de ontvanger dichtbij
voorziene kroonsteentjes van de