Aanleggen of verlengen van de kabel
De bijgevoegde aansluitkabels (4) moeten worden aangelegd tot
aan de plaats waar de binneneenheden gemonteerd zijn. Let
erop dat de kabels lang genoeg zijn om tot aan het aansluitpunt
van de binneneenheden te geraken. Wanneer een kabel te kort
is, dan kan deze, gebruik makend van gewoon in de handel
verkrijgbare tweeaderige kabel, tot in totaal max. 70 meter
verlengd worden. Let daarbij op een eventuele kleurwijziging van
de kabeladers. Noteer de kleuren van de kabeladers van de
verlengkabel en die van de kabelklemmen (5) om een verkeerde
aansluiting op de binneneenheid te vermijden. De kleuren van de
afzonderlijke aderklemmen van de aansluitkabel (4) zijn
aangegeven bij de aansluitklemmen van de binneneenheid (6).
Aanwijzing voor AD 1020/1030:
telkens een tweeaderige kabel aangelegd worden.
Montage van het binnenstation
Het binnenstation kunt u aan de openingen (12) met twee
schroeven aan de gewenste plek bevestigen. Dan de
aansluistekker (10) van de netadapter in de netadapterbus (11)
steken. De spanningskabel (14) moet in de kabelinvoer (13) aan
de achterkant van het binnentoestel zijn aangebracht. Let erop
dat er een stopcontact voor de netadapter (3) in de buurt
aanwezig is.
De aansluitkabel volgensde kleurinstructies resp. de cijfers aan
de klemmen (5) aansluiten (zie fig. B). De stekker van de
netadapter (3) in het (230V~) stopcontact steken.
45
per binneneenheid moet