NL
NL
Belangrijk: Om ervoor te zorgen dat u de
apparatuur in goede staat ontvangt, zijn er
beschermende coatings op aangebracht.
Spoel alle apparatuur voor gebruik af met
een geschikt schoonmaakmiddel.
1)
Bevestig een luchtslang aan de
luchtinlaatnippel (13). Aanbevolen
maat voor de luchtslang: 8 mm
binnendiameter. De slang moet
1. Meng het coatingmateriaal volgens de
instructies van de fabrikant.
2. Draai de naaldregelschroef (10) naar links
totdat de eerste draad zichtbaar wordt.
3. Draai de straalregelklep (5) helemaal open
door hem naar links te draaien.
4. Stel de inlaatluchtdruk zo af dat deze
2 bar (29 psi) bedraagt bij de pistoolinlaat,
als de trekker is ingedrukt. (gebruik
hiervoor
het
manometer-hulpstuk,
Accessoires).
5. Test de sproeistraal. Als de coatinglaag te
droog is, verminder dan de luchtstroom
door de inlaatdruk te verlagen. Als de
coatinglaag te nat is, verminder dan de
vloeistofstroming door de naaldregelschroef
(10) naar rechts te draaien. Als de
verstuiving te grof is, verhoog dan de
inlaatluchtdruk en als die te fijn is, verlaag
dan de inlaatluchtdruk.
6. De grootte van het spuitpatroon kan
worden verkleind met behulp van de
Preventief onderhoud
1.
Schakel de luchttoevoer uit en laat de druk
in de luchtleiding af, of koppel het pistool
los van de luchtleiding als u een QD-
systeem gebruikt.
2
Deponeer
coatingmateriaal
geschikte container en reinig het pistool
en
de
beker
bij
voorkeur
spuitenreiniger.
3
BELANGRIJK– u mag de beker niet
reinigen of schoon wrijven met een
droge doek of een stuk papier. Wrijven
kan statische elektriciteit veroorzaken.
© 2003 ITW Finishing Systems and Products
Installatie
geleidend zijn en de elektrische
verbinding van het spuitpistool naar
de aarde dient te worden
gecontroleerd met een ohmmeter.
Aanbevolen wordt een weerstand
van minder dan 10
2)
Zorg voor een geregelde toevoer
van gefilterde lucht.
Bediening
straalregelaar (5).
7. Houd het pistool loodrecht ten opzichte
van het te spuiten oppervlak. Door het
pistool in een boog te bewegen of te
kantelen,
zal
ongelijkmatig worden opgebracht.
8. De aanbevolen spuitafstand is 150-200
mm.
9. Spuit eerst de hoeken en randen. Overlap
zie
elke streek met minstens 50%. Beweeg
het pistool met een constante snelheid.
10. Zet altijd de luchttoevoer af en laat altijd de
luchtdruk af als u het pistool niet gebruikt.
Luchtregelaar (15)
1. Als de luchtregelaar (15) is gemonteerd, kan
hiermee de inlaatluchtdruk in het pistool
worden verminderd. Draai de stelknop in om
de druk te verminderen.
Indien deze wordt ontlaad naar een
geaard voorwerp, kan een vonk ontstaan
en kunnen oplosmiddelendampen tot
ontbranding komen. Gebruik uitsluitend
in
een
een vochtige lap of antistatische doekjes
als de beker extra goed moet worden
in
een
gereinigd in een risicovolle omgeving.
4
Zorg ervoor dat de sproeier schoon en
onbeschadigd
opgedroogde verf kan leiden tot een
onregelmatig spuitpatroon.
24
6
O.
het
coatingmateriaal
is.
Aangekoekte
of