Nederlands
3.
Vul de tank met brandstof.
VOORZICHTIG
Gebruik alleen dieselolie.
Voorzichtig
•
Dieselolie heeft de neiging dikker te
worden bij lage temperaturen.
Hierdoor kunnen de filters verstopt
raken. Voeg maximaal 15%
petroleum aan de brandstof toe bij
temperaturen lager dan -5 °C, of
zorg dat de brandstof vorstvrij is, of
gebruik de (optionele)
tankverwarming.
•
Plaats de tank niet in de warme
luchtstroom.
4.
Zorg dat er voldoende afstand is tussen de
muur en de luchtinlaat. De minimale afstand
is 1 m.
5.
Zorg ervoor dat de verwarmde lucht
ongehinderd kan doorstromen. De minimale
afstand tussen de uitlaat en een obstakel
moet 5 m zijn.
6.
Controleer de ventilatie-oppervlakte: per kW
is een oppervlakte van 25 cm
7.
Controleer de aansluiting van de
ruimtethermostaat.
Verwijder het dopje niet als u geen
ruimtethermostaat gebruikt.
Verwijder het dopje om een
ruimtethermostaat aan te sluiten.
8.
Installeer de schoorsteen (1 m en een
regenkap).
9.
Zorg ervoor dat de heteluchtkachel is
uitgeschakeld, zie fig. 7.
10. Controleer de voedingsspanning: zie het
identificatieplaatje.
11. Sluit de heteluchtkachel aan op de
contactdoos van de elektrische
stroomvoorziening.
De controlelamp "Paneel onder spanning"
brandt.
12. Druk, indien nodig, de resetschakelaar in.
13. Reset de thermostaat, zie fig. 7.
3.3
Opstarten
Opstarten voor verwarming:
1.
Draai de brandstofkraan (B) open, zie fig. 8.
2.
Schakel de draaischakelaar in stand 3, 4 of
5, zie fig. 7.
De ventilator start langzaam op.
De brander start altijd op in de stand LAAG.
Als de stand HOOG is geselecteerd, schakelt
de brander automatisch naar de stand
HOOG.
8
2
nodig.
40.020.949 - rev. 05 - 2011
De heteluchtkachel produceert warmte na
enige minuten. Dit hangt af van de
buitentemperatuur.
VOORZICHTIG
Schakel de heteluchtkachel niet in als er
geen brandstof is, of als de aangesloten
brandstoftank leeg is.
3.
Stel de ruimtethermostaat af.
De heteluchtkachel levert warme lucht na
enige seconden.
Opstarten voor ventileren:
1.
Zet de draaischakelaar in stand 1 of 2, zie fig.
7.
De ventilator start langzaam op.
4
GEBRUIK
4.1
Tijdens gebruik
Heet
Raak de schoorsteen en
uitblaasopening niet aan! De
schoorsteen en de uitblaasopening
worden heet tijdens bedrijf!!
4.2
Uitschakelen
Uitschakelen van verwarming:
1.
Zet de draaischakelaar in de "0" stand.
De mageetklep(pen) sluit(en) en stop(pen)
de brandstoftoevoer.
De heteluchtkachel stopt met branden.
VOORZICHTIG
Na het uitschakelen van de
heteluchtkachel, blijft de ventilator nog
draaien. De ventilator koelt de
heteluchtkachel om schade door
oververhitting te voorkomen. De
ventilator stopt automatisch.
De ventilator kan weer opstarten zonder
waarschuwing.
2.
Sluit de brandstoftoevoer af.
Uitschakelen van koeling:
1.
Zet de draaischakelaar in de "0" stand.
De ventilator stopt automatisch.
4.3
Transport na gebruik
1.
Schakel de heteluchtkachel uit en wacht tot
de ventilator is gestopt.
2.
Sluit de elektrische stroom af.
3.
Neem de aansluiting van de
ruimtethermostaat los en plaats de kap op de
thermostaataansluiting.
4.
Verwijder de luchtslangen.
5.
Verwijder de schoorsteen.
6.
Neem de brandstofaansluiting los.
IMAC