NL
•
Installeer het autozitje NOOIT op zijwaarts gedraaide of tegen de rijrichting van
het voertuig ingekeerde autostoelen (1a,1b). Installeer het autozitje uitsluitend op
autostoelen die in de rijrichting van het voertuig zijn gedraaid. Statistieken hebben
aangetoond dat de autostoelen achterin het voertuig veiliger zijn voor kinderen dan de
autostoelen voorin (1c, 1d).
1a
1b
A:
Uitsluitend geschikt om gebruikt te worden op autostoelen zonder geactiveerde
airbag.
B:
Uitsluitend geschikt om gebruikt te worden op autostoelen met een driepuntsveilighei-
dsgordel. Mag niet worden gebruikt op autostoelen met tweepunts buikgordels.
•
Plaats het autozitje NOOIT op een wijze die niet in deze handleiding is beschreven.
•
Zet het autozitje NOOIT met een tweepuntsveiligheidsgordel aan de autostoel vast.
•
Gebruik GEEN ander systeem voor de passage van de veiligheidsgordels dan in deze
handleiding is beschreven.
•
Laat kinderen NIET spelen met de veiligheidsinrichting of deze verstellen.
•
Controleer altijd voor het gebruik of de veiligheidsinrichting en het tuig correct zijn
vastgezet.
•
Gebruik het autozitje NIET op een autostoel met airbag, tenzij de autofabrikant
aangeeft dat dit veilig is.
•
Zet deze veiligheidsinrichting altijd aan de autostoel vast, ook als u hem niet gebruikt.
Bij een ongeval of plotseling hard remmen kan een los autozitje de andere passagiers
verwonden.
•
Zet beweegbare voorwerpen, zoals bagage of boeken in het voertuig, vast. Bij een
ongeval kunnen ze letsel/verwondingen veroorzaken.
•
Laat uw kind NOOIT, ook niet voor korte tijd, onbewaakt in het voertuig achter.
•
Haal uw kind tijdens het rijden NOOIT uit het autozitje.
•
Gebruik deze veiligheidsinrichting voor kinderen NOOIT zonder hoes.
•
WARM! Dek het autozitje af als het aan zonlicht wordt blootgesteld. Delen van het
autozitje kunnen erg warm worden en de huid van uw kind verbranden. Controleer de
oppervlakken altijd alvorens u uw kind in het autozitje plaatst.
•
Gebruik geen andere lastdragende contactpunten dan de punten die in de instructies
beschreven zijn en die op het kinderzitje gemarkeerd zijn.
•
Stijve elementen en plastic onderdelen van het kinderzitje moeten zo worden opgesteld
en geïnstalleerd dat ze in normale gebruiksomstandigheden van het voertuig niet onder
een beweegbare stoel of in de deur van het voertuig klem kunnen komen te zitten.
•
Span alle riemen op waarmee het kinderzitje aan het voertuig wordt bevestigd en
stel de riemen zo in dat ze het kind op zijn plaats houden. De riemen mogen bovendien
niet verdraaid zijn.
•
Gebruik GEEN andere belaste contactpunten dan degene die in deze aanwijzingen zijn
CS28
90
1c
1d
B
A