- Maak de balansveer los van zijn zitting (afb. 24) en verplaats het veranke-
ringspunt van de veer naar het midden, om de veerspanning te verlagen,
of naar de buitenkant, om de veerspanning te vergroten;
05. Vergrendel de reductiemotor (zie paragraaf 3.6).
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
LET OP! – Bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen mag de installa-
tie absoluut niet onder netspanning staan.
01. Draai de schroeven van het deksel los (afb. 25);
02. Voer de elektriciteitskabels de S-BAR binnen vanaf de basis naar de bestu-
ringseenheid toe en leid ze naar de linkerkant van de besturingscentrale;
03. Sluit de draden van de voedingskabel aan op de klem met 3 contacten
met zekering en zet de kabel vast met het bandje (afb. 26);
04. Sluit de resterende kabels aan volgens het elektrische schema van afb. 27.
Opmerking – Om het aansluiten van de kabels te vergemakkelijken, is het
mogelijk de klemmen uit hun behuizingen te halen.
4.1 - Beschrijving van de elektrische aansluitingen
• FLASH = deze uitgang kan geprogrammeerd worden (zie hoofdstuk 6, para-
graaf 6.2 - Programmering tweede niveau - instelbare parameters) en wordt
gebruikt om één van de volgende inrichtingen aan te sluiten:
– Knipperlicht: indien er "knipperlicht" geprogrammeerd is op de uitgang
"FLASH" is het mogelijk een knipperlicht NICE "LUCY B, of MLB of MLBT"
met een lampje van 12 V 21 W type auto aan te sluiten. Tijdens de ma -
noeuvre knippert dit met intervallen van 0.5, s aan en 0,5 s uit.
– "verklikker slagboom open" - "actief indien slagboom gesloten" -
"actief indien slagboom open" - "knipperlicht voor slagboomlichten"
en "onderhoudsverklikker": als één van deze 5 functies op de uitgang
"FLASH" geprogrammeerd is, kan een lampje van 24 V max 10 W worden
aangesloten voor de volgende signaleringen:
Functie "verklikker slagboom open"
Slagboom gesloten: uit
Slagboom bezig met openingsmanoeuvre: langzaam knipperen
Slagboom bezig met sluitmanoeuvre: snel knipperen
Slagboom open (niet dicht): aan
Functie "actief indien slagboom gesloten"
Slagboom gesloten: aan
In alle andere gevallen: uit
Functie "actief indien slagboom open"
Slagboom open: aan
In alle andere gevallen: uit
Functie "knipperlicht voor slagboomlichten"
De verklikker of de slagboomlichten geven aan dat de manoeuvre aan de
gang is door met regelmatige tussenpozen te knipperen (0,5 seconde
aan; 0,5 seconde uit)
Functie "onderhoudsverklikker"
- lampje brandt gedurende 2 sec aan het begin van de openingsma-
noeuvre = aantal manoeuvres minder dan 80%
- lampje knippert gedurende de uitvoering van de volledige manoeuvre =
aantal manoeuvres tussen '80 en 100%
- lampje knippert altijd = aantal manoeuvres meer dan 100%.
– Zuignap: het is mogelijk een zuignap 24 V max. 10 W aan te sluiten (uit-
voeringen met uitsluitend een elektromagneet, zonder elektronische inrich-
tingen). Wanneer de slagboom gesloten is wordt de zuignap geactiveerd
en blokkeert de slagboom. Bij de openings- of sluitmanoeuvre wordt de uit-
gang gedeactiveerd.
– Elektrische vergrendeling: het is mogelijk een elektrische vergrendeling
aan te sluiten die vanzelf dichtvalt, 24 V max. 10 W (uitvoeringen met uit-
sluitend een elektromagneet, zonder elektronische inrichtingen). Tijdens de
openingsmanoeuvre wordt de elektrische vergrendeling geactiveerd en
blijft actief om de slagboom vrij te maken en de manoeuvre uit te voeren. Bij
de sluitmanoeuvre dient u zich ervan te vergewissen dat de elektrische ver-
grendeling zich mechanisch vastkoppelt.
– Elektrisch slot: het is mogelijk een elektrisch slot aan te sluiten dat van-
zelf dichtvalt, 24 V max. 10 W (uitvoeringen met uitsluitend een elektro-
magneet, zonder elektronische inrichtingen). Aan het begin van de ope-
ningsmanoeuvre wordt het elektrische slot voor een korte periode geacti-
veerd om de slagboom vrij te maken en de manoeuvre uit te voeren. Bij de
sluitmanoeuvre dient u zich ervan te vergewissen dat het elektrische slot
zich mechanisch vastkoppelt.
• BLUEBUS = op deze klem kunnen compatibele inrichtingen aangesloten
worden; alle inrichtingen worden parallel aangesloten met slechts twee dra-
den waarover zowel de elektrische stroomvoorziening als de communicatie-
signalen lopen. Raadpleeg hoofdstuk 8 voor verdere informatie.
• STOP = ingang voor inrichtingen die de lopende manoeuvre blokkeren of
eventueel onderbreken; door op de juiste wijze te werk te gaan is het moge-
lijk contacten van het type "Normaal Dicht" NC, type "Normaal Open" NO of
inrichtingen met een constante weerstand of van het optische type aan te
sluiten. Raadpleeg hoofdstuk 8 voor verdere informatie.
• PP = ingang voor inrichtingen die de manoeuvre in de modus Stap-voor-Stap
aansturen; het is mogelijk contacten van het type "Normaal Open" NO aan te
sluiten.
• OPEN = ingang voor inrichtingen die alleen de openingsmanoeuvre aanstu-
ren; het is mogelijk contacten van het type "Normaal Open" NO aan te sluiten.
• CLOSE = ingang voor inrichtingen die alleen de sluitmanoeuvre aansturen;
het is mogelijk contacten van het type "Normaal Open" NO aan te sluiten.
• ANTENNE = ingang voor aansluiting van de antenne voor de radio-ontvan-
ger (de antenne is ingebouwd op LUCY B, MBL, MLBT).
BELANGRIJK! – GEBRUIK GEEN ANDERE INRICHTINGEN DAN VOORZIEN.
4.2 - Eerste inschakeling en controle van de aansluitingen
LET OP! – De definitieve aansluiting van de automatisering op de netvoe-
ding mag uitsluitend worden uitgevoerd door een gekwalificeerde en
ervaren technicus, in overeenstemming met de plaatselijk van kracht zijn-
de veiligheidsvoorschriften.
Sluit de besturingscentrale aan op een elektrische voedingsleiding die correct
geaard is. De elektrische voedingsleiding dient door een adequate thermomag-
netische differentiaalschakelaar beveiligd te zijn. Zorg voor een inrichting voor
afkoppeling van het net met een openingsafstand tussen de contacten, die
complete afkoppeling in de condities van overspanningscategorie III garan-
deert, of maak gebruik van een systeem met stekker en stopcontact.
Na de besturingseenheid onder spanning te hebben gezet, dient u de volgende
controles uit te voeren:
• Controleer of de BlueBus led een aantal seconden snel knippert en vervol-
gens regelmatig knippert met een frequentie van 1 knippering per seconde.
• Als er fotocellen aanwezig zijn dient u te controleren of de led's hiervan knip-
peren (zowel TX als RX); hoe de led's knipperen is niet belangrijk aangezien
dit van andere factoren afhankelijk is.
• Controleer of de op de uitgang FLASH aangesloten inrichting uit is (met
fabrieksinstelling).
• Controleer op de besturingseenheid of het lampje uit is.
Als dit alles niet gebeurt dient u de stroomtoevoer naar de besturingseenheid af
te koppelen en de uitgevoerde elektrische aansluitingen aan een nadere con-
trole te onderwerpen.
Meer nuttige informatie voor de opsporing en diagnose van storingen vindt u in
hoofdstuk 7 "Wat te doen als ... (handleiding voor het oplossen van problemen)".
4.3 - Vooringestelde functies
De besturingseenheid beschikt over een reeks programmeerbare functies die in
de fabriek werden ingesteld op de meest gebruikelijke waarden. Deze waarden
kunnen echter op elk gewenst moment gewijzigd worden: raadpleeg hiervoor
hoofdstuk 6.
4.4 - Zelflering van de met aangesloten inrichtingen
Na de eerste inschakeling dient u de besturingseenheid de procedure voor her-
kenning van de met de ingangen "Bluebus" en "Stop" verbonden inrichtingen
uit te laten voeren.
LET OP! – De zelfleringfase moet ook worden uitgevoerd als er geen
enkele inrichting met de besturingseenheid is verbonden.
Om aan te geven dat deze procedure moet worden uitgevoerd, zullen de led's
"L1" en "L2" op de besturingseenheid gelijktijdig knipperen.
01. Druk de toetsen "Open" en "Set" tegelijkertijd in en houd ze ingedrukt;
02. Laat de toetsen los wanneer de led's "L1" en "L2" snel beginnen te knip-
peren (na ongeveer 3 seconden).
03. Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid de fase voor zelflering
van de inrichtingen voltooid heeft. Na afloop van deze fase moet de led
"Stop" branden en moeten de led's "L1" en "L2" uitgaan (het is mogelijk
dat de led's "L3" en "L4" beginnen te knipperen om aan te geven dat de
afstandswaarden niet geregistreerd werden).
Deze procedure moet herhaald worden in het geval van wijzigingen van de met
de klemmen BlueBus en Stop verbonden inrichtingen; bijvoorbeeld, nadat er
een nieuwe inrichting op de besturingseenheid werd aangesloten.
4.5 - Zelflering van de openings- en sluitposities
Na de procedure voor zelflering van de aangesloten inrichtingen te hebben uit-
gevoerd, dient de besturingseenheid ook de posities van de mechanische
stops aan te leren. In deze fase wordt de waarde van het bewegingstraject van
de slagboom gedetecteerd, gemeten vanaf de mechanische stop van de sluit-
beweging tot aan de stop van de openingsbeweging.
Nederlands – 5